Tekstweergave van GA-1920_JB018_00050

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
bij de deur leert ons de liefhebberij kennen, waaraan de meester zijn vrijen tijd wijdt. Het sierlijke kastje, dat daarnaast hangt, zal wel in mooie porce* leinen potten de zalven bevatten, waarmede hij de wonden zijner patiënten tracht te genezen. Dat ons bekend is, wie de personen zijn, die op de schilderij zijn voorge* steld, hebben wij te danken aan een kleinzoon van de beide hoofdfiguren, Willem van Aalst Willemsz. Van diens hand is eene aanteekening op een blaadje papier, dat aan de achterzijde van het paneel is geplakt, die aldus luidt: Afbeelding van de famielje van mijne moeder Geertruid Hercules. De persoon die aderlaat is Jacob Fransz. Hercules mijn grootvader, f 1707. Die adergelaten wordt is zijn broeder Thomas Hercules, J 1695. Die het bekken houdt is de zoon van Jacob Fransz., Thomas Jacobsz. Hercules, de broeder van mijn moeder. Die op het zoldertje zit te naaien mijne grootmoeder Anna Jans Ter Borgh, huysvr. van Jacob Fransz. Het kind met de valhoed mijner moeders broeder Frans Jacobsz. Hercules. Die met de pop speelt mijner moeders zuster Francijntje Jacobs Hercules, de moeder van Sara ter Beek. Die scheert is een knecht. Die de courant leest is de beruchte Jan Knol, gemeld inde beschrijving van Amst. vanJ.W. Wm. van Aalst Willemsz. 1 Enkele bijzonderheden over de op de schilderij voorkomende personen mogen hier volgen. Jacob Franz. stamde uiteen geslacht van chirurgijns. Blijkens het meester* proefboek van het chirurgijnsgilde werd Hercules Fransz. reeds in 1603 in het gilde opgenomen. Diens zoon was Frans Hercules, die den lOden April 1625 zijn meesterproef aflegde. En deze had onzen Jacob tot zoon, die den 14den Maart 1657 voor de overlieden van het chirurgijns*gilde verscheen om, na het voorspoedig slagen van zijn proefwerk, als meester te worden toege* laten. Hij noemde zich bij die gelegenheid niet Hercules die naam was toen blijkbaar nog een patronym maar eenvoudig Jacob Fransz. Een jaar later, bij zijn huwelijk, heette hij, vreemd genoeg, Jacob Fransen Piper. Op den 25sten Januari 1658 werd in het kerkdnteekenregister zijn ondertrouw aldus geboekstaafd: 1 Reeds afgedrukt in De Gids van 1876, IV. 112, ineen artikel van mr. A. D. de Vries Azn. over „De schilderkunst op de Historische Tentoonstelling te Amsterdam”. 2