Tekstweergave van GA-1919_MB006_00091

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Behalve de reeds genoemden werden nog andere categoriën van personen gehuis - vest, als : wegens lichte vergrijpen door het gerecht gevonnisden ; zij die wegens wangedrag op verzoek van familie of verzorgers en met voorkennis van het gerecht werden opgesloten, de z.g. „requestgasten” of, indien voor hen een behoorlijk kost - geld werd betaald, waardoor zij een bijzondere behandeling genoten, „geldgasten” geheeten ; verder nog correctioneel gegijzelden wegens belastingzaken of niet vol - doen van stedelijke boeten en civiel gegijzelden wegens schulden, voor welke door crediteuren kostgeld voldaan moest worden. Al deze categoriën waren echter in verhouding tot het totaal slechts van geringe sterkte. Het kort overzicht laat niet toe hierover verder uitte weiden; alleen zij in dit verband opgemerkt, dat het huis inden franschen tijd dan ook genoemd werd Maison de Correction. De Spinhuis-afdeeling werd in Juli 1811 bij de invoering der fransche wetgeving aan het toezicht van regenten onttrokken en gebracht onder de administratie der gevangenissen ; toch bleven deze vrouwen nog in het gesticht gehuisvest tot 1821. Van 1 Januari af 1822 heette het geschicht dan ook officieel Werkhuis. Langzamerhand kreeg nu het huis meer het cachet van liefdadigheids-inrichting; immers het getal bedelaars werd minder en dat der vrijwilligers steeg. Vooral was dit een gevolg van de oprichting der strafkolonie te Ommerschans, waarheen voortaan de bedelaars gezonden werden, zoodat het Werkhuis nog slechts als depót dienst deed totdat over hun opzending was beschikt. Toen ook dat depót later ophield in 1853, de laatste gijzelaars waren overgebracht en de nog eenig overgebleven requestgast in 1857 werd ontslagen, was het uitsluitend liefdadigheidsgesticht geworden. Zooals hiervoren reeds werd opgemerkt, werd vrijwilligers huisvesting verleend tegen arbeid. Voor ieder voor zoover daartoe in staat, bestond de verplichting tot werken inde Fabrijk. Deze Fabrijk is altijd een zeer belangrijk onderdeel van de inrichting geweest, zoowel om het opvoedende element, daar velen niet aan regel - matigen arbeid gewend waren, maar ook financieel. Ep waren toch tijden, dat zij belangrijke winsten afwierp, maar ook genoten de te werk gestelden een geringe belooning in geld, waarmede zij zich eerst eenigen tijd konden staande houden, als zij het huis weder verlieten. De arbeid bestond voornamelijk wij nemen nu maarden toestand omstreeks het midden der negentiende eeuw in het bewerken der noodige grondstoffen, en verder het daaruit vervaardigen van linnens en servetgoed, feilendoek, peperbaaldoek, zeildoek, koffiezakken voor de Koloniën, hemden en broeken voor het leger, pluizen van touwwerk voor de Marine, kortom vooral werkzaamheden, waartoe de menschen geschikt bleken en die niet de particuliere nijverheid konden benadeelen. De ad - ministratie werd sedert 1819 afzonderlijk van die van het gesticht gehouden, zoodat uit de winsten een kapitaal werd gevormd dat in 1844 reeds / 132000 bedroeg. In 1846 is hieraan een einde gemaakt, toen Burgemeester en Wethouders bevalen, dat voortaan de winst der Fabrijk in mindering der uitgaven en dus ten voordeele van de gemeentelijke subsidie moest worden gebracht. Even vóór en inde zeventiger jaren werd ook door uitwonenden inde Fabrijk ge - werkt, doch bij besluit van den Gemeenteraad werd in 1874 met dit stelsel gebroken. Nadat het aantal lang tevoren reeds verminderd was, zijn sedert 1911 de laatste weefgetouwen uit het Armenhuis verdwenen ; daar het slag der later opgenomen verpleegden over het algemeen ouder en dus minder krachtig was, moest naar lichteren arbeid worden uitgezien. Inde Werkinrichting van thans leeft de oude Fabrijk nog voort, want ook nu nog is de verplichting tot werken gehandhaafd, eene verplichting, waaraan trouwens, ook ter wille van eenig zakgeld, over het algemeen gaarne wordt voldaan. 83