Tekstweergave van GA-1919_MB006_00078
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
door
de
hoogst
intellectueelen,
zonder
dat
op
dat
oogeriblik
de
persoon
zelf
ook
maar
eenigszins
inde
herinnering
voortleeft.
Dit
zij
echter
zooais
het
zij.
Maar
waarom
wordt
althans
te
Amsterdam
bij
de
officiëele
doop
niet
altijd
hetzelfde
te
werk
gegaan
?
Waarom
worden
de
namen
gegeven
soms
voluit,
soms
alleen
met
voorletters,
dan
weer
alleen
met
den
familienaam?
Waarom
b.v.
naast
de
Jacob
Obrechtstraat
de
J.
M.Coenen
-
straat
en
de
Heinzestraat
?
Welke
is
hiervan
de
reden
?
J.
W.
E.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Namen,
verband
houdend
met
den
trou
-
wen
viervoeter.
Sprokelaar
zegt
inde
Nederlandsche
Jager
van
29
Maart:
„We
kennen
ze,
de
namen
Hond,
Hondius,
Hond
-
recht,
Hondsmerk
enz.,
oorspronkelijk
natuur
lijk
ontleend
aan
onzen
trouwen
viervoeter.
Maar
er
zijn
er
ook,
die
samengesteld
zijn
uit
meerdere
woorden,
mede
ontleend
aan
het
geslacht
canis.
Dit
viel
ons
in
het
oog
bij
het
lezen
vaneen
artikel
van
den
beken
-
den
schrijver
S.
Kalff,
naar
aanleiding
van
het
bekende
portret
van
de
weduwe
van
den
admiraal
Swartenhont
in
het
Rijksmuseum
van
Rembrandt.
Deze
Swartenhont,
uit
ge
-
ringe
ouders
geboren,
begonnen
als
„putger”’of
„zwabber”,
alias
scheepsjongen
of
„galjoen
-
gaper”,
klom
op
tot
admiraal
en
in
zijn
in
-
leiding
vertelt
hij,
dat
de
vice-admiraal
Jochem
Hendricsz
genaamd
Swartenhont
en
zijn
vrouw
Elisabeth
(Lysbeth)
Bas
eigenaars
wa
-
ren
van
de
deftige
herberg
de
Prins
inde
Nes.
De
naam
Swartenhont
ging
op
Jochem
Hendricsz
over
van
het
huis
op
den
Zeedijk:
In
den
Swarten
Hondt,
waar
hij
geboren
werd.
En
het
huis
heette
naar
de
figuren
aan
den
gevel,
of
in
het
uithangbord.
Het
was
de
goede
oude
gewoonte
geen
huis
te
bouwen
zonder
eenig
sprekend
gevelteeken.
Betracht
het
tegenwoordige
geslacht
stiptheid
en
regel
-
maat,
het
voorgeslacht
was
zinrijker,
dichter
-
lijker;
zijn
wij
rekenend
en
metend,
zij
waren
rijmend
en
schilderend.
Geen
kadastraal
cijfer,
maar
een
aanschouwelijke
voorstelling
plaat
-
sten
zij
aan
hun
huizen,
hier
een
heilige
en
daar
een
draak,
hier
een
engel
met
een
palm
-
tak
en
daar
een
duivel
aan
ketting,
hier
een
kromhout
en
daar
een
bonten
mantel.
In
dit
geval
stond,
in
gevel
of
uithangbord
van
de
woning
van
Jochem
Hendricsz,
de
afbeelding
yan
een
hond,
een
figuur,
welke
oudtijds
een
veelvuldig
voorkomend
embleem
was.
Bij
vele
woningen
vond
men,
aan
pui
of
luifel,
een
zwarten,
een
witten,
een
bonten,
maar
zelden
of
ooit
een
vergulden
hond.
Inde
Warmoes
-
straat
b.v.
bevond
zich
een
huis
genaamd
de
Witte
Hond,
eigendom
van
Jr.
Jacob
van
Hore
van
Zijll,
die
dit
pand
in
1647
ver
-
maakte
aan
eendoor
hem
gesticht
fonds.
Met
een
variant
op
den
gewonen
naam
van
het
kanieve
ras
misschien
vonden
de
be
-
heerders
der
erfenis
zoo
iets
deftiger—
werd
dit
legaat
genoemd:
het
fonds
de
Witte
Poedel.
De
Wackere
Hondt
hing
uit
inde
Kalver
-
straatbij
den
boekhandelaar
Jacobus
Hondius,
die
er
naar
heette.
Zijn
opvolger
die
den
Atlas
van
Mercator
uitgaf,
woonde
inde
waeksaemen
Hondt;
elders
vond
men
de
Dorstige
Hondt
enz.
Daar
er
nu
vele
Hen
-
dricszonen
te
Amsterdam
wonen
en
slechts
enkele
Zwarte
Honden,
zoo
lag
het
voor
de
hand,
dat
Jochem
Hendricsz.
er
zijn
familie
-
naam
bij
inschoot
en
als
Swartenhondt
te
boek
kwam
staan.
Zie,
zóó,
op
uitmuntende'
wijze,
weet
de
heer
Kalff
de
namen
af
te
leiden
van
de
oude
uithangborden”.
D.
s.
Effectenhandel
in
koffiehuizen.
In
eene
bespreking
van
de
dissertatie
van
dr.
M.
F.
J.
Smit,
Tijd-affaires
in
effecten
aan
de
amsterdamsche
Beurs
in
het
Weekblad
de
■
Amsterdammer
zegt
de
heer
J.
D.
Santilhano
0.a.;
„De
(fondsen)handel
had
(tegen
het
einde
der
zeventiende
eeuw)
niet
alleen
ter
beurze,
maar
op
zon-
en
feestdagen
op
straat
en
zelfs
in
amsterdamsche
koffiehuizen
plaats.
Evenals
de
valutahandel
van
de
zoogenaamde
Karpathen
in
onze
dagen.
Men
ziet
dus:
„Alles
schon
da
gewesen”.
Wat
den
handel
in
koffiehuizen
aangaat,
zpllen
trouwens
ouderen
van
dagen
zich
nog
wel
de
avondbeurs
bij
Roetemeyer
herinneren,
waaraan
echter
toch
nog
iets
reëels
ten
grondslag
lag,
omdat
het
daar
grootendeels
afwikkeling
van
zaken
be
-
trof
op
grond
van
buitenlandsche
koersen,
die,
wegens
het
tijdverschil,
tijdens
de
ge
-
bruikelijke
beursuren
nog
niet
bekend
konden
zi
l'
n
”-
D.
S.
Vliegmachines
„De
mensch
heeft
een
te
groot
ligchamelijk
gewigt,
dan
dat
hij
zich,
zelfs
met
behulp
eener
vliegmachine,
inde
lucht
zou
kunnen
houden.
Zijn
zwaarte
staat
nimmer
in
behoorlijke
evenredigheid
met
de
kracht,
die
hij
tot
het
dragen
en
besturen
vaneen
vliegtoestel
noodig
heeft”.
Zoo
eindigt
een
beschouwing
over
de
Vliegkunst,
opgenomen
in
jaargang
1838
van
het
Leeskabinet,
dat
des
-
tijds
hier
ter
stede
bij
Hendrik
Frijlink
bet
licht
zag.
Wat
zou
de
schrijver
wel
zeggen
nu
men
dagelijks
tal
van
vliegers
boven
onze
stad
kan
zien
?
Er
is
wel
heel
veel
veranderd
in
deze
tachtig
jaren.
J.
w.
E.
Amsterdam
in
1863.
Aan
de
hand
van
een
Reisboek
voor
Nederland
in
1863
bij
P.
B.
Plantenga
te
Zutfen
verschenen,
doet
de
heer
A.
W.
Weissman
in
het
April-nummer
van
Op
de
Hoogte
eenige
mededeelingen
over
ons
land,
een
halve
eeuw
geleden.
Over
Amsterdam
wordt
niet
alleen
heel
wat
verteld,
ook
prentjes
naar
foto’s
uit
die
dagen
worden
vertoond
;
70