Tekstweergave van GA-1919_MB006_00071
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
draaiorgel
en
harmonika.
De
toffe
jongens
brassen
met
de
„nikkers”,
de
Maleiers,
de
Chineezen
en
allerlei
vreemd
volk,
dat
aan
het
passagieren
is
en
op
den
Zeedijk
achter
de
roode
gordijnen
der
danshuizen
zijn
offer
brengt
aan
den
Zaterdag-avond.
„Inden
Jodenhoek
is,
in
dezen
tijd
van
lange
avonden
de
Zaterdag-avond
al
heel
karakte
-
ristiek.
„Er
heerscht
de
rust
van
den
Sjabbes.
Winkel
aan
winkel
heeft
nog
de
gordijnen
neer,
totdat
de
zon
geheel
zal
zijn
ondergegaan.
In
vele
winkels
echter
wordt,
zoodra
het
maar
eenigszins
schemerig
wordt,
het
licht
ont
-
stoken.
Op
den
weg
slenteren
families
in
Paasch-best,
die
in
hun
eigen
buurt
het
rustige
einde
van
hun
Zondag
genieten.
Maar
inde
zijstraten
en
stegen
staan
kar
aan
kar
en
daar
worden
de
„Meikersen
bruin
en
mooi”
gevent
en
de
karsausjes
en
de
dadels
en
alles
wat
aftrek
vindt.
Dat
pêle-mele
van
rustig
wande
-
lende
zondagsmenschen
en
ijverige
straat
-
kooplui,
de
warrige
afwisseling
van
zondags
-
winkels
en
markt-gewoel
geeft
dit
stadsdeel
iets
buitengewoon
rommeligs,
maar
een
karakteristieken,
geheel
eigen,
een
schilder
-
achtigen
rommel.
„Glanspunten
van
den
amsterdamschen
Zaterdag-avond
zijn
vooral
de
markten.
„Aan
de
voeten
van
het
grijze
Waag-gebouw
op
de
Nieuwmarkt
krioelen
de
honderden
tusschen
de
tentjes,
waar
meesteressen
en
meesters
van
het
marktverkoopersgild
met
oostersche
emphase
de
duurzaamheid,
den
spotkoop,
de
heerlijkheid
van
de
waar
over
de
daken
schreeuwen.
Zelfs
uit
de
verst
-
verwijderde
stadsgedeelten
komen
hier
de
kooplustigen.
Het
straat-publiek
op
de
Nieuw
-
markt
vertoont
op
den
Zaterdag-avond
al
evenmin
als
anders
een
eigen
typisch
beeld,
omdat
de
suggereerende
invloed
van
de
Nieuw
-
markt
ver
buiten
de
buurt
uitgaat
en
zelfs
ver
buiten
de
stad.
„Dat
is
al
weer
anders
op
de
markt
inde
Albert
Cuypstraat,
aan
weerszijden
van
de
Ferdinand
Bolstraat.
De
„Kalverstraat
van
de
Pijp”
vertoont
op
Zaterdag-avond
wat
scherper
aangegeven
dan
gewoonlijk
het
eigen
buurt-beeld.
Het
zijnde
kleine
burgers
en
arbeiders,
die
ook
hier
weer
veelal
en
familie
in
hun
eigen
winkels
hun
zaterdagsche
in
-
koopen
doen.
En
zij
zijn
het
ook,
die
het
klanten-materiaal
vormen
voor
de
markt
-
kooplui
inde
Albert
Cuyp.
„Maar
we
hebben
nu
al
gewandeld
tot
de
avond
na
korte
schemering
gevallen
is.
We
zagen
al
hier
en
daar
een
marktventer
ineen
portiek
zijn
flambouw
ontsteken,
die
zijn
tent
en
waar
straks
grillig
verlicht”.
J.
W.
E.
Beursknechts.
De
bladen
van
begin
Juli
meldden,
dat
de
eigenaardige
half
hooge
hoeden
van
glanzend
zwart
lakwerk
met
het
amsterdamsche
wapen
in
metaal
daarop,
welke
de
dienaren
der
koopmansbeurs
droegen,
ver
-
vangen
zijn
door
gewone
platte
petten.
Daar
-
mede
is
dus
wederom
een
eigenaardigheid
van
onze
stad
verdwenen.
J.
W.
E.
Sara
Granen.
Dr.
W.
Zuidema
vond
dezer
dagen
een
minuut
vaneen
nog
onbekend
testament
van
Sara
Granen,
Vondels
moeder.
Het
stuk
dateert
van
14
Januari
1617.
Hij
stelt
zich
voor
het
in
het
eerstvolgend
Jaar
-
boek
vanA
mstelodamum
te
plaatsen.
Joh.
C.B.
PERSONALIA
Prof.
dr.
J,
Verdam.
Het
Handelsblad
van
21
Juli
schrijit;
„Inden
nacht
van
Zater
-
dag
is
te
Leiden
na
een
langdurige
ongesteld
-
heid,
die
zijne
krachten
langzaam
sloopte,
overleden
prof.
dr.
J.
Verdam,
oud-hoogleeraar
inde
nederlandsche
taal
en
hetmiddel-neder
-
landsch
aan
de
Rijks-Universiteit
aldaar.
„Prof.
Jacob
Verdam
werd
geboren
te
Am
-
sterdam
22
Januari
1845
en
had
dus
den
leeftijd
van
ruim
74
jaren
bereikt.
Na
te
Amsterdam
de
inrichting
van
P.
Epkema
te
hebben
bezocht,
werd
hij
in
1865
ingeschreven
als
student
inde.
nederlandsche
en
klassieke
letteren
aan
de
leidsche
Hoogeschool.
Prof.
De
Vries,
Pluygers,
Cobet,
Fruin
en
Kern
waren
zijn
voornaamste
leermeesters.
Den
men
Mei
1872
promoveerde
hij
op
een
proefschrift,
getiteld
Tekstcritiek
van
nederlandsche
schrijvers,
een
ernstige
studie,
waaruit
reeds
de
belofte
vaneen
toekomstig
geleerde
sprak.
„Reeds
van
1869
afwas
hij
werkzaam
ge
-
weest
als
praeceptor
inde
oude
talen
aan
het
gymnasium
te
Leiden,
totdat
hij
in
1878
benoemd
werd
tot
hoogleeraar
inde
letteren
aan
de
Universiteit
te
Amsterdam,
welk
ambt
hij
aanvaarde
op
13
April
van
dat
jaar
met
een
toespraak
over
de
Wetenschappelijke
be
-
oefening
der
nederlandsche
taal
in
verband
met
het
nieuwe
doctoraat.
„In
1891
vertrok
hij,
ter
vervanging
van
zijn
leermeester
prof.
M.
de
Vries
naar
Lei
-
den
en
aanvaardde
zijn
ambt
op
den
21
en
October
met
een
inaugurale
rede
getiteld:
Over
wetenschap
en
wetenschappelijke
methode.
„Tot
zijn
70ste
jaar,
toen
de
H.0.-wet
hem
dwong
heen
te
gaan,
heeft
prof.
Verdam
zijn
taak
als
hoogleeraar
vervuld
op
een
wijze,
die
hem
tot
groote
eer
strekt.
Zijn
onderwijs
was
even
aangenaam
als
degelijk
en
zijn
leerlingen
voelden
zich
aan
hem
verknocht
door
banden
van
vriendschap
en
genegenheid.
Ook
als
taal
-
geleerde
had
hij
een
goeden
naam.
In
1883
werd
hij
benoemd
tot
lid
der
Koninklijke
Academie
van
Wetenschappen.
Voorts
was
hij
lid
van
de
Maatschappij
der
nederlandsche
Letterkunde,
van
welke
maatschappij
hij
her
-
haaldelijk
voorzitter
was,
van
het
Historisch
utrechlsch
Genootschap
en
van
enkele
buiten
-
landsche
genootschappen.
63