Tekstweergave van GA-1919_MB006_00062

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM dikte, met aan weerszijden dubbel schotwerk met isoleerpapier. De vloeren worden opge - vuld met turfmolm of slakkenwol. En zoo wordt dan, met behulp van het ventilatie - systeem, de lucht koud , droog en rein gehouden, * hetgeen zeggen wil dat de goederen voor alle bederf gevrijwaard zijn. Visch, vleesch, wild, gevogelte, boter, eieren, bloemen, vruchten, bont, enz., alles blijft smetteloos bewaard. De economische beteekenis van de koeltechniek behoeft wel nauwelijks te worden betoogd. Verbnuiksartikelen, bij lage markt gekocht of bij overvoerde markt onttrokken,worden vol - komen goed zóó lang bewaard, totdat de maktprijs hun vertrek wenschelijk maakt. In breederen zin is het koelhuis ook een wapen tegen magere jaren, gelijk de oorlogstijd be - wezen heeft ; de op vierde verdieping kon men 800 000 K.G. vleesch bewaren, op de derde 2 millioen K.G. boter”. J. W. E. Paleis-raadhüis-zaak. Toevallig vond ik wederom een getuigenis, een paar jaar ouder dan die in het vorige nummer vermeld. Inde Arke Noach’s, het amsterdamsche maandblad dat uitgegeven Werd bij Anton Cramer & Co. op de Prinsengracht over de Kruisstraat is opgenomen inden zevenden jaargang (1833, nr. 5) een verhaal vaneen Geldersche familie * in Amsterdam. „Van daar lokte het paleis onze wandelaars naar den Dam. Hier klaagde vader over de verandering, die dit schoone gebouw sinds Lodewijk moest ondergaan. „Het moest „nog het stadhuis van Amsterdam zijn !” riep hij zoo luid en opgetogen, dat moeder hem aan den arm stiet, uit vrees dat de voorbijgangers uit dit gezegde iets kwaads mogten vermoeden of hetgeen nog erger is, dat men hem voor iemand mocht beschouwen, die de rust van Amsterdam trachtte te verstooren.... Vader had spijt, alsof hij een Amsterdammer ware, dat het stadhuis een paleis was geworden, niet omdat hij het koning Willem misgunde, maar omdat hij het den Amsterdammers toch ook gunde” (blz. 135). J. W. E. Nederland’s modepaleis kirsch & co.— De. nummers 10 en xi van het Nedcrlandsch Fabrikaat, orgaan der Vereeniging van dien naam, bevatten een artikel over de firma Hirsch & Co.; aan het eerste gedeelte, han - delende over het gebouw, waarin de zaak is gevestigd, ontleenen wij het volgende : Den 25en September 1882 opende de firma hare zaken inde verdieping gelijkstraats van het hoekhuis Leidscheplein—Weteringschans. Reeds spoedig bleek de levensvatbaarheid der onderneming en binnen enkele maanden waren ook de bovenwoningen voor het bedrijf in gebruik genomen. In 1898 werd een belen - dend perceel met bovenwoning aangekocht, het geheele complex verbouwd en een aantal fraaie salons aangebracht. Het snel zich ontwikkelende bedrijf eischte echter voortdurend meerder ruimte. De ver - schillende verdiepingen van het café Hollan - dais werden bijgehuurd en met het hoekhuis vereenigd. Later volgde weer het bovenhuis van Tesselschade, terwijl, toen ook dit onvol - doende bleek, de perceelen Leidscheplein 23 —25 werden aangekocht en door het be - drijf in beslag genomen. Ten slotte bleek ook dit reeds aanmerkelijk groote complex niet voldoende en werden met het Gemeentebestuur van Amsterdam ondèrhandelingen aangeknoopt over den aan - koop vaneen schoolterrein aan de Wetering - schans, grenzend aan het complex, waarin de firma haar zaken dreef. Deze onderhan - delingen duurden wel erg lang, doch werden met een gunstig resultaat bekroond, De firma besloot toen tot den bouw eener geheel nieuwe inrichting en in 1909 kwamen de verschillende transacties tot stand, welke haar den eigen - dom verzekerden van de tot dusver door haar gehuurde perceelen. Aan de uitvoerige beschrijving van het gebouw, die het blad geeft, zij alleen aange - stipt dat de koepel een hoogte heeft van 40 Meter. D, S. OUD EN NIEUW UIT AMSTERDAM’S VERLEDEN Amsterdamsche portretten. In Oud- Holland 1919 afl. 1/2 geeft dr, J. F. M. Sterck een beschrijving vaneen portretgroep van amsterdamsche ridders van Jeruzalem uit 1519. Het is een tafereel van vier Jeruzalem - vaarders, geknield voor de krypta der ge - boorte van Jezus te Bethlehem, aanwezig in het aartsbisschoppelijk museum te Utrecht. Het gelijktijdige onderschrift vermeldt de namen der voorgestelde personen; het zijn broeder Wouter van Hogesteyn, Jan Benninck, Jacop Heyn en Meynert Willems. Dr. Sterck heeft ze met groote waarschijnlijkheid kunnen terecht brengen. De Dominicaan Wouter van Hogesteyn was blijkbaar geen Amsterdammer; hij zal wel in Haarlem thuis behooren. Maar de drie anderen zijn stellig Amsterdammers. Met name Jan Benninck, gesproten uiteen zeer bekend amsterdamsch geslacht, was in zijn dagen een man van eenige beteekenis; hij was in 1531 schepen en stierf in 1557. Jacop Heyn was inde verte familie van de Bennincks; zijn vader was in 1510 schepen, in 1525 burgemeester. Van Meynert Willems valt het minste te zeggen; waarschijnlijk was zijn gelijknamige grootvader in 1495 baljuw van Amstelland. Afbeeldingen lichten deze studie toe. H. B. Straatroepen. Indertijd schreef op mijn initiatief de Vereeniging voor noord-neder - landsche~ muziekgeschiedenis als prijsvraag uit het verzamelen van straatroepen ; eerste prijs- 54