Tekstweergave van GA-1919_MB006_00048

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Wijboutsz. genoemd, een amsterdamsche poor - ter, geboortig van Bolsward. Bij zijn verhoor bekende hij ook schuldig te zijn aan den diefstal inde Nieuwekerk. Uitsluitend heb - zucht bleek de drijfveer van zijne daden te zijn geweest. Op den vierden April 1547 werd hij geworgd en zijn lichaam verbrand. J. W. E. Statistiek. Het jongst verschenen veer - tiende Jaarboek der gemeente Amsterdam bevat in hoofdzaak gegevens over de jaren 1913 tot 1917; het is groot 332 bladzijden en geeft cijfers over allerlei wat in die jaren is geschied. Het is eenvoudig ónmogelijk iets meer er van te zeggen dan dit. Ter kenschet - sing worde hier vermeld, dat het gemeente - lijk tramnet klom van 54936 KM. tot 57966 KM., het aantal vervoerde passagiers van 100 986 932 tot 129 246 036, de ontvangsten van f4546135,40 tot f5951922,02. J. W. E. Amsterdammers in Zuid-Amerika. In de werken der Linschoten-Vereeniging gaf de heer J. W. Ijzerman uit het Journaal van de reis naar Zmd-Amerika, 1598 —1601, door Hendrik Oiisen (’s Gravenhage, Martinus Nij - hoff). Deze expeditie waste Amsterdam uit - gerust dooreen combinatie van amsterdamsche kooplieden, waarvan Laurens Bicker en Pieter Ruytenburch de voornaamste waren. Twee schepen werden uitgezonden „om met Godes hulp nae Guinea ende van daer na Rio da Plata te seylen”, de Gouden en de Zilveren Wereld. Admiraal van de kleine vloot was de genoemde Laurens Bicker, die zich op de Gouden Wereld bevond. Hij was een zoon van Pieter Bicker en behoorde dus tot het beroemde amsterdamsche geslacht. Hij was in 1563 ge - boren; in 1575 nam zijn vader hem mede naar Alkmaar, waarheen deze om de troe - belen de wijk moest nemen. In 1581 was de oude Bicker in Amsterdam terug; maar Lau - rens bleef in Alkmaar wonen en turnde daar in 1584 met Griet de Wael, Reeds in 1585 weduwnaar, hertrouwde hij in 1587 met Annetje Haeck. In 1593 woont hij nog te Alkmaar, maar een jaar daarna maakte hij in Amsterdam zijn testament. Waarschijnlijk heeft hij toen een groote reis ondernomen, wij weten niet, waarheen. In 1597 deed hij zijn tweede reis, naar de kust van Guinea. Zijn derde was die, waarvan het journaal van Ottsen spreekt. Die reis verliep zeer on - gelukkig. Bij Annabon geraakten beide sche - pen van elkaar af: de Gouden wereld onder Bicker kwam voor Sao Vincente in Brazilië. Daar werd hij met de bemanning verraderlijk gevangen genomen; hij werd naar Bahia ge - zonden, maar onderweg opgepikt dooreen hollandsch schip, dat hem naar het vader - land terugbracht. In 1601 voer hij opnieuw voor een zeeuwsche compagnie, dezen keer naar Indië; het volgende jaar was hij terug. Later woonde hij inden Niezel; hij liet een aanzienlijk vermogen na en werd 3 Juni 1606 inde Nieuwe Kerk begraven. Zijn weduwe hertrouwde nog twee maal. Cornelis Hendriksz. Heemskerk, de commies op het andere schip, was de minder bekende broeder van den gropten admiraal. Hij was geboren in 1573 en voer al vroeg ter zee. De reis naar, Zuid-Amerika bekwam hem zeer slecht. Hij werd in Buenos Aires gevangen genomen. Toen zijn beroemde broeder in 1607 zijn testament maakte, was hij nog niet teruggekeerd. In 1615 vinden wij hem weer in Amsterdam. Hij woonde toen aan den Nieuwendijk; 1617 huwde hij met Hendrikje Seberts. H. B. VRAGENBUS ('Verzoeke antwoorden Heerengracht 68) VRAAG Franse comedianten. —• Ondergeteekende, een studie voorbereidend over franse come - dianten in Holland, verzoekt beleefd aan medeleden van Amstelodamum, die bij onder - zoek in archieven of bibliotheken, gegevens ontmoeten omtrent franse comedianten, ope - risten of dansers, van hoe gering belang schijnbaar ook, hem daarvan mededeeling te willen doen. J. Fransen, Amsterdamsch Lyceum, de Lairessestraat 114. ANTWOORD De raap als gevelsteen. Vaneen periode, waarin de raap het voorwerp eener bijzondere vereering zou zijn geweest, is mij niets bekend. Maar ik ben geen historicus. De beteekenis van het rijmpje inde dordtsche gevelsteen lijkt mij evenwel een heel andere, en wel een grapje, of juister; een woordspe - ling op de woorden; rapen (zelfst. nmw.) en rapen (werkw.l, inden zin van (geld) rapen. In dit verband herinnere men zich nog, dat duimkruid een spotnaam voor geld is. Overigens geloof ik, dat men aan het kiezen van de raap als gevelsteen geen al te speciale beteekenis moet hechten. Het zal toentertijd wel evenzoo zijn gegaan als nu met de tegen - woordige landhuizenbouwers; men wenscht een naam ineen gevelsteen, en allerlei om - standigheden, niet het minst het toeval, laten zich bij de keuze daarvan gelden. Ten slotte mag ik er hier wellicht op wijzen, dat inde Marnixstraat een kroegje den naam *van de Raap draagt, die waarschijnlijk niet zoo heel oud kan zijn, en die naam dan ook aan de groenteveilingen inde buurt zal ont- eenen. J. C. Bloem. 40