Tekstweergave van GA-1919_MB006_00025
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
MEDEDEELINGEN
VAN
HET
BESTUUR
Het
Bestuur
bericht:
i°.
dat
door
de
op
5
Februari
19x9
gehouden
Algemeene
Ledenvergadering
de
voorgestelde
wijzigingen
in
art.
3,5
en
14
der
statuten
met
algemeene
stem
-
men
zijn
goedgekeurd;
2°.
dat
de
vergadering
besloten
heeft
de
aangenomen
wijzigingen,
nadat'
de
Koninklijke
goedkeuring
zal
zijn
verkregen,
eerst
in
werking
te
doen
treden
op
1
Januari
1920,
zoodat
gedurende
het
overgangs-boekjaar,
1
Mei
—31
December
1919,
de
oude
contributie
gehandhaafd
blijft;
en
3°.
[[dat
de
vergadering
heeft
uitgesproken,
dat
na
x
Januari
1920
aan
geen
der
onder
de
oude
regeling
benoemde
leden
vrijstelling
van
het
betalen
der
verhoogde
contributie
mag
woidén
verleend.
Het
Bestuur:
Dr.
H.
BRUGMANS,
Voorzitter.
Dr.
Joh.
C.
BREEN,
Secretaris.
DE
PALEIS-RAADHUIS
ZAAK
Er
wordt
den
laatsten
tijd
weder
een
vrij
krachtige
actie
gevoerd
om
het
„Paleis
op
den
Dam”
zijn
oude
bestemming
van
Raadhuis
terug
te
geven,
en
het
Dagelijksch
Bestuur
en
den
Raad
onzer
gemeente,
met
enkele
hoofdtakken
van
dienst,
daar
weer
onder
te
brengen.
Met
den
meesten
nadruk
zou
ik
dit
heilloos
voornemen
willen
ontraden,
en
ieder
die
er
iets
over
te
zeggen
heeft,
smeeken,
het
gebouw
te
laten
wat
het
is,
en
ervan
af
te
zien
om
gedane
zaken
een
onnatuurlijken
keer
te
doen
nemen.
Van
Campen’s
grootsche
bouwwerk
is
ontworpen,
gesticht
en
gebruikt
als
Raadhuis
van
het
machtig
Amsterdam,
ineen
tijd
toen
gansch
Nederland
en
ja,
waarachtig
ook
een
weinig
het
buitenland,
dansten
naar
de
pijpen
der
Regenten
en
der
Vroedschap
van
de
groote
koopstad.
Zoowel
uit-
als
inwendig
beantwoordde
het
aan
den
trots
en
de
voornaamheid
die
Amsterdam
en
zijn
Regenten
pasten.
Een
anderhalve
eeuw
heeft
het
die
bestemming
gehad,
en
het
was
geen
speling
des
lots
dat
de
stad,
in
kruipende
onderdanigheid
voor
Napoleon’s
zetbaas,
zijn
kapitool
ter
beschikking
stelde
van
diens
hofhouding:
het
was
de
bezegeling
van
het
verval
van
Amsterdam’s
en
Holland’s
grootheid,
de
erkenning
dat
het
gedaan
was
met
onze
glorierijke
geschiedenis
en
met
den
levens-staat
die
daar
inhaerent
aan
was.
In
deze
hallen
en
zalen
en
gangen
heeft
geleefd
en
thuisbehoord
een
hoog
gezelschap
van
in
goudbrocaat
en
rood
fluweel
en
kanten
kragen
en
lubben
gedoste
edellieden,
met
allongepruiken
op
het
hoofd
en
zijden
kousen
en
zwaar
-
bestrikte
schoenen
met
zilveren
gespen
aan
de
beenen
de
witgehandschoende
hand
aan
den
degen
of
aan
den
met
goud
beslagen
wandelstaf.
En
later:
een
sierlijke
schaar
van
hoofsche
jonkers,
de
bescheidener
hoofdtooisels
van
gerolde
en
gevlochten
gepoederde
haren
gracieuselijk
dragend
boven
dein
met
goud
gestikte
karmozijnen
en
hemelsblauwe
statierokken
gekleede
wèl-geparfumeerde
lichamen,
zwierig
de
sneeuwen
jabots
étaleerend
tusschen
de
openingen
der
rijk-geborduurde
zeer-lange
vesten.
En
daarnaast
mochten,
inde
kleinere
kamers
en
vertrekjes
een
aantal
klerken
zitten,
gekleed
in
zwarte
buisjes
en
zwarte
kuitbroeken,
in
nederig
dienend
ge
-
baar
met
ganzevederen
pen
de
roomkleurige
vellen
papier
of
de
ivoren
perka
-
menten
beschrijvend,
waaraan
straks
de
Burgemeesters
en
de
Schepenen
hun
17