Tekstweergave van GA-1919_MB006_00018

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM NIEUWE LEDEN Sinds de vorige opgave is tot het Genootschap toegetreden als gewoon lid de heer J. H. L. Bossard. MUZIEKUITVOERING OP 3 FEBRUARI 1919 Het Bestuur bericht, dat de heer J. H. L. Bossard aangeboden heeft den leden van het Genootschap tegen verminderden prijs toegang te verleenen tot eene uitvoering, te geven door de Nederlandsche Vereeniging tot ontwikkeling der moderne scheppende Toonkunst, op Maandag 3 Februari a.s., des avonds te 8 uur, inde kleine zaal van het Concertgebouw. Ten gehoore zullen worden gebracht werken van Sem Dresden, Daniël Ruyneman, B. van den Sigtenhorst Meijer, Alex Voormolen, Henri Zagwijn. Medewerkenden zijn: Marie Sablairolles (sopraan),’ J. Dresden—Dhont (alt), Sophie Wesselius (mezzo sopraan) en Evert Cornelis (piano). Voor leden van Amstelodamum met hunne geïntroduceerden bedraagt de toegangsprijs (in plaats van I 2.50) f 1.50, met 5 pet. stedelijke belasting. De reductie wordt verleend op vertoon van de laatste contributie-kwitantie (over het boekjaar Mei 1918 —April 1919). DE SPIJS- EN TURFUITDEELING „AAN DE WELDADIGHEID GEWIJD” Aan het slot van mijn artikel in het vorig nummer over de amsterdamsche spijskokerij voor behoeftigen in iSoi en 1802, wees ik op eene dergelijke inrichting, die als in November xBoi in werking getreden wordt vermeld door dr. C. J. Nieuwenhuys in het derde deel van zijne zoo hoogst belangwekkende Proeve eener geneeskundige Plaatsbeschrijving der stad Amsterdam, dat in 1820 het licht zag. De schrijver ontleende zijne mededeelingen dienaangaande grootendeels aan een artikel inde Algemeens Konst- en Letterbode van 17 Augustus 1810 1 , waarin voor deze instelling de prioriteit wordt opgeeischt en verder wordt verhaald dat de oprichters, om allen .schijn van concurrentie te mijden, inden volgenden winter hunne inrichting gesloten hielden en den arbeid der door mij behandelde commissie mildelijk steunden. Gelijk wij gezien hebben, had deze commissie echter juist in Apiil 1802 verklaard hare taak als geëindigd te beschouwen. Er is hier dus een tegenstrijdigheid. Ik vermoed dat de man, die de gegevens heeft ver - strekt voor het artikel inde Konst- en Letterbode een geheugenfeil heeft begaan, en dat de door hem bedoelde inrichting begonnen is in November niet van 1801, doch van 1800, en tot half April 1801, des Dinsdags, Donderdags en Zater - dags in haar lokaal inde Haarlemmer Houttuinen, tegenover de Buiten Brou - wersstraat, telkens 800 portiën soep heeft uitgedeeld. Ook N. S. Calisch schreef in 1851 in zijn boekje over Liefdadigheid in Amsterdam : „Deze inrigting bestaat sedert 1800 ’. Wij zouden ongetwijfeld zekerheid dienaangaande hebben, indien het verzoekschrift nog was bewaard, waarbij J. Konijnenburg, W. A. Ockerse, C. Covens en P. Heimbach Jansz., „uitmaakende de directie over eene opnieuw voorgenomene oeconomische spijsuitdeeling aan behoeftigen”, zich inden winter van 1803 tot den Raad wendden. Zij verzochten daarin om voor rekening van de stad een houten loods te doen opslaan op de Westermarkt. De Raad stelde op 1 December het adres in handen van Heeren Thesaurieren, Dezen stelden daarop een bedrag van f 300 beschikbaar, doch wezen niet de Westermarkt, maai de Heerenmarkt aan als de plaats, waar de tijdelijke loods zou verrijzen. 1 Ons medelid de heer P. Rus vestigde mijn aandacht op dit artikel. Voor deze aanwij - zing zeg ik hem zeer dank. 10