Tekstweergave van GA-1919_MB006_00015
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
De
invloed
van
den
oorlog
op
de
be
-
volkingsbeweging
van
Amsterdam.
De
heer
J.
van
Gelderen,
adjunct-commies
bij
het
gemeentelijk
Bureau
van
Statistiek
van
Amsterdam
geeft
inde
Economist
van
15
November
eendoor
talrijke
statistische
ge
-
gevens
toegelicht
artikel
over
bovenstaand
onderwerp,
waarvan
nier
eenige
punten
volgen.
„De
versnelling
van
den
bevolkingsaanwas
moet
geheel
worden
toegeschreven
aan
de
groote
overschotten
van
het
aantal
gevestigden
boven
het
aantal
vertrokkenen.
Speciaal
de
jaren
1914,
1916
en
1917
vertoonen
voor
Amsterdam
ongewone
cijfers
betreffende
het
migratie-overschot.
De
vestigingen
zijn
talrijker
geworden,
het
metterwoon
verlaten
der
stad
is
afgenomen.
Klaarblijkelijk
deed
de
oorlog
zeer
velen
naar
hier
de
wijk
nemen
als
naar
een
neutrale
haven.
In
het
bijzonder
het
buiten
-
land
stond
veel
menschen
aan
Amsterdam
af.
In
totaal
vermeerderde
door
vestiging
uit
kolo
-
niën
en
buitenland
de
amsterdamsche
bevol
-
king
in
vier
jaren
tijds
met
17949
personen.
„De
omstandigheid,
dat
de
migratie
den
bevolkingsaanwas
beheerschte,
is
vooral
uit
een
sociaal
oogpunt
van
belang.
Onder
de
volwassenen,
die
zich
hier
vestigden,
waren
vele
oorlogsslachtoffers.
Het
ligt
voor
de
hand,
dat
ze
de
werkloosheid
vermeerderden
en
ten
deele
ten
laste
kwamen
van
het
Algemeen
Steuncomité
of
van
de
plaatselijke
werkloos
-
heidskassen.
Men
denke
slechts
aan
de
vlucht
der
antwerpsche
bevolking
in
October
1914,
die
een
vrij
groot
aantal
diamantbewerkers
naar
Amsterdam
terugbracht.
Nog
belangrijker
is
evenwel
de
omstandigheid,
dat
hierdoor
een
grootere
stijging
der
behoefte
aan
woningen
ontstond,
dan
die
uit
den
natuurlijken
aanwas
voortspruit.
Inde
laatste
jaren
vóór
den
oorlog
Was
de
huwelijksfrequentie
in
Amsterdam
zoowel
als
in
het
geheele
rijk
stijgende.
De
mobilisatie
veroorzaakte
echter
voor
het
jaar
1914
een
sterke
daling,
welke
evenwel
in
1915
reeds
weder
plaats
maakte
voor
een
stijging,
die
het
cijfer
bijna
weer
op
peil
bracht
van
vóór
den
oorlog.
Terwijl
in
Augustus
1914
het
aantal
nieuw
gesloten
huwelijken
plots
valt
en
aan
-
vankelijk
ongeveer
met
120
a
150
beneden
het
getal
der
overeenkomstige
maanden
in
1913
blijft,
begint
in
1915
een
herstel,
vooral
sedert
de
maand
Augustus
van
dat
jaar.
Het
cijfer
der
eerstgeborenen
beweegt
zich
overeen
-
komstig.
De
uitkeeringen
aan
gezinnen
van
militairen
hebben
blijkbaar
velen
er
toe
ge
-
bracht
hun
voorgenomen
huwelijk
reeds
nu
te
sluiten,
ondanks
de
tijdsomstandigheden,
die
overigens
daarvoor
niet
gunstig
zijn.
Door
den
invloed,
dien
deze
verhoogde
huwelijks
-
frequentie
had
op
het
geboorteaantal,
is
tevens
het
resultaat
bereikt,
dat
de
mobilisatie
der
weermacht,
welke
aanvankelijk
den
natuurlijken
aanwas
der
bevolking
dreigde
te
belemmeren,
langs
een
omweg
zelf
een
correc
-
tief
op
deze
werking
heeft
teweeggebracht.
Afdoende
was
nochtans
dit
correctief
niet,
immers,
bet
geboortecijfer
bleef
laag
;
in
1917
slechts
weinig
hooger
dan
in
1915,
het
laagste
cijfer,
ooit
in
Amsterdam
genoteerd.
Het_ver
-
houdingscijfer
doet
zien
dat
inde
eerste
periode
van
den
mobilisatietijd
de
eerstelingen
relatief
sterker
afnamen
dan
de
later
geborenen,
dat
se
-
dert
1915
het
omgekeerde
het
geval
is.
In
1917
klom
het
aantal
eerstgeborenen
reeds
tot
31.6
%
van
het
totaal.
De
bewuste
beperking
van
het
kindertal
inde
reeds
gevormde
families
blijkt
alzoo
door
den
oorlog
te
zijn
versterkt.
„Het
cijfer
van
de
totale
sterfte
vertoont
een
geringe,
geleidelijke
toeneming.
De
nor
-
male
daling
van
de
mortaliteit,
welke
sinds
ruim
30
jaren
was
waar
te
nemen,
kwam
dus
niet
slechts
tot
stilstand,
ze
maakte
zelfs
plaats
voor
een
langzame,
zich
versnellende
stijging.
Allereerst
zij
de
aandacht
er
op
ge
-
vestigd,
dat
de
zuigelingensterfte
een
veel
gunstiger
verloop
had
dan
de
algemeene
sterfte
;
een
verschijnsel
eveneens
inde
oorlog
-
voerende
landen
geconstateerd
en
waarschijn
-
lijk
aan
den
invloed
der
borstvoeding
toe
te
schrijven.
Terwijl
in
1917
de
bevolking
met
7.3
%
die
van
1913
overtreft,
was
de
sterfte
20
%
hooger.
Bezien
wede
afzonderlijke
leeftijdsgroepen,
dan
valt
ons
een
ernstig
verschijnsel
op.
Sterker
dan
de
totale
sterfte
steeg
vooral
die
onder
mannen
en
vrouwen
van
I—4,1
—4,
20
—29,
30
—39
jaar
en
onder
mannen
van
80
jaar
en
ouder.
Het
zijn
hoofdzakelijk
,de
jeugdige
leeftijdsklassen,
die
door
den
in
-
vloed
der
tijdsomstandigheden
een
hoogere
sterfte
vertoonen.
Het
zal
ongetwijfeld
niet
gemakkelijk
vallen
een
exacte
verklaring
te
geven
van
het
ver
-
rassende
feit,
dat
de
verschillende
leeftijds
-
klassen
op
zoo
verschillende
wijze
den
invloed
der
tijdsomstandigheden
hebben
ondergaan.
Ineen
nadere
analyse
der
cijfers
werpt
de
schrijver
toch
eenig
licht
op
dit
verschijnsel.
Hij
toont
aan
dat
Amsterdam
een
veel
on
-
gunstiger
tuberculose-sterfte
heeft
dan
het
platteland.
Het
verschil,
in
1913
en
1914
nog
gering,
heeft
zich
aanzienlijk
vergroot.
De
toeneming
der
tuberculose
is
speciaal
onder
kinderen
en
jeugdige
volwassenen
ontzettend.
De
oorlogstijd
maakt
onder
de
zwakkere
individuen
dezer
bevolkingsgroepen
in
toe
-
nemende
mate
talrijke
slachtoffers.
Een
twee
-
tal
omstandigheden
zijn
in
Amsterdam
in
het
bijzonder
voor
deze
verslechtering
den
physieken
welstand
aansprakelijk
te
stellen.
Allereerst
de
achteruitgang
inde
volksvoeding
door
de
enorme
prijsstijging
en
toenemende
schaarschte
van
levensmiddelen
en
tevens
de
klimmende
woningnood.
Terwijl
de
eerste
factor
het
weerstandsvermogen
tegen
infecties
ondergraaft,
maakt
de
tweede
de
besmettingskansen
grooter
dan
vroeger.
De
vraag
is
gerezen
of
ook
de
buitengewoon
strenge
winter
van
1916/17
niet
zeer
vitieerend
op
de
sterftecijfers
heeft
gewerkt.
Tempera-
7