Tekstweergave van GA-1919_MB006_00014
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
door
hem
vermeld
alle
amsterdamsche
zijn,
met
uitzondering
van
de
Camera
van
Beets.
J.
W.
E.
Album
de
Graeff.
Blijkens
het
verslag
van
den
Hoofddirecteur
van
’s
Rijksmuseum
over
1917
werd
van
de
familie
De
Graeff
in
bruikleen
ontvangen
het
geslachtsregister
der
heeren
en
vrouwen
van
Purmerland
en
Ilpen
-
dam,
met
wapens,
naamregisters
en
afbeel
-
dingen
van
kerken,
huizen
en
schilderijen
betreffende
het
geslacht
de
Graeff.
De
afge
-
beelde
schilderijen
bevinden
zich
in
het
Rijks
-
museum.
Daaronder
is
de
Nachtwacht,
met
meer
figuren
aan
de
uiterste.linkerzijde
dan
op
het
origineel
worden
aangetroffen;
daarin
heeft
men
een
aanwijzing
meenen
te
zien,
dat
het
oorspronkelijk
doek
grooter
is
geweest.
H.
B.
Gemeente-archief.
Uit
het
verslag
aan
den
Gemeenteraad
moge
hier
betreffende
het
gemeente-archief
worden
vermeld,
dat
in
1917
de
regeling
en
beschrijving
van
het
notari
-
eel
archief
werd
voorgezet.
Aan
het
einde
van
dat
jaar
waren
de
protocollen
der
notarissen
van
1578
—1761
geïnventariseerd
in
7156
nummers.
De
kaartenklapper
op
dein
de
acten
voorkomende
persoonsnamen
steeg
tot
36000
nummers.
Een
begin
werd
gemaakt
met
een
klapper
op
de
onderwerpen.
De
verzameling
kaarten
betreffende
doop
-
inschrij
vingen
werd
voorgezet
(in
teruggaande
volgorde
van
1811
af)
tot
1735,
■
Het
archief
van
het
Burgerweeshuis
werd
geregeld.
Evenzöo
een
groot
aantal
losse
stukken,
vermeld
in
het
tweede
deel
van
den
ouden
Inventaris
van
dr.
P.
Scheltema.
Aan
de
reorganisatie
van
den
zich
steeds
uitbreiden
-
den
Atlas
werd
gestadig
gearbeid.
Het
inteeken
-
register
der
bezoekers
van
bet
Oud-archief
bevat
over
namen.
Joh.
C.
B.
Jansenisme
te
Amsterdam
omstreeks
1690.
In
het
Archief
voor
de
geschiedenis
van
het
aartsbisdom
Utrecht
publiceert
de
heer
Jos.
Kleyntjens
S.
J.
uiteen
leidsch
handschrift
(B,
P.
L.
nr.
2083)
een
aantal
documenten
over
het
Jansenisme
inde
Republiek
in
het
laatst
der
zeventiende
eeuw.
Daaronder
zijn
brieven
van
den
poolschen
resident
te
Amsterdam,
Franciscus
de
Mollo,
aan
de
Congregatio
de
Propaganda
Fide
gericht,
over
de
kerkelijke
verhoudingen,
ook
te
Amsterdam.
Men
weet,
dat
het
Janse
-
nisme
onder
de
nederlandsche
Katholieken
heel
wat
aanhangers
had
gevonden
en
dat
zelfs
dein
1688
door
den
Paus
benoemden
aposto
-
lische
vicaris.
Petrus
Codde,
in
dat
opzicht
niet
vrij
van
verdenking
was.
De
genoemde
documenten
dagteekenen
uit
Codde’s
eersten
tijd;
de
bedoeling
was
de
Propaganda
voor
te
lichten
buiten
Codde
en
de
officieele
hoofden
der
hollandsche
missie
om.
Zoo
deelt
De
Mollo
mede,
dat
pastoor
Prauwels,
Singel
bij
de
Oude
Spiegelstraat,
op
Allerzielen
juist
tegen
de
zielemissen
en
de
herdenking
der
dooden
had
gepredikt,
wat™door
een
koopman
Van
Dingen
en
anderen
wordt
getuigd.
Daarentegen
was
de
pastoor
Vander
Meije,
van
het
Begiin
-
hof,
een
vijand
van
alle
nieuwe
leeringen
;
hij
was
van
gezeten
amsterdamsche
familie
en
algemeen
geacht
en
geëerd
;
hij
kon
zelfs
in
1687
in
aanmerking
komen
voor
het
apostolisch
vicariaat.
In
1690
schrijft
De
Mollo
:
„Persoon
-
lijk
heb
ik
eens
ervaren
ineen
buitenplaats,
die
ik
op
twee
uren
afstand
van
deze
stad
bezit,
dat
toen
twee
mijner
vrouwelijke
be
-
dienden
ter
biecht
gingen
bij
den
pastoor
van
het
dorp,
wiens
naam
was
Abekerk
(pastoor
te
Ouderkerk
en
Bullewijk),
een
groot
boezem
-
vriend
van
mons.
Codde,
den
apostolischen
vicaris,
hij
aan
beide
vrouwen,
wier
reinheid
en
vroomheid
mij
bekend
is,
ronduit
aanbe
-
val
om
de
Heiligen
niet
te
veel
aan
te
roepen”;
ook
bij
andere
gelegenheden
had
deze
pastoor
afwijkende
gevoelens
geuit.
Aan
een
maaltijd,
waaraan
De
Mollo
ook
deelnam,
heeft
een
zwager
van
Codde
twijfel
aan
de
heiligheid
van
verschillende
Heiligen
uitgesproken.
Codde
zelf
heeft
zich
in
tegenwoordigheid
van
De
Mollo
aarzelend
en
twijfelend
over
de
onfeil
-
baarheid
van
den
ln
een
anderen
brief
schrijft
de
resident
over
pater
Jeröme,
den
franschen
missionaris
van
de
orde
der
ongeschoeide
Karmelieten,
wiens
prediking
zeer
noodig
is,
nu
er
zooveel
fransche
Protestanten
in
Amsterdam
zijn,
maar
die
door
Codde
wordt
tegengewerkt.
Ook
predikte
de
bovengenoemde
Prauwels
tegen
het
vage
-
vuur
en
tegen
de
aflaten,
die
uitvindsels
van
kloosterlingen
waren
om
de
menseb
en
af
te
zetten.
Klachten
kwamen
ook
in
over
den
seculier
Fox,
kapelaan
van
pastoor
Mensink,
en
over
den
seculier
Martinus
Jansen.
Ter
-
loops
vertelt
De
Mollo,
dat
hij
van
Burge
-
meesteren
gedaan
heeft
weten
te
krijgen,
dat
de
kapel
der
paters
Franciscanen
Recollecten
weer
mag
worden
geopend.
Nog
wordt
Alardus
Hofland
als
jansenistisch
priester
genoemd,
die
kapelaan
is
van
pastoor
Moedersohn.
Deze
zoowel
als
de
bovengenoemde
Fox
protesteeren
tegen
alle
verdachtmakingen
van
de
zijde
van
De
Mollo
;
ook
komt
men
op
tegen
de
beschuldigingen
tegen
pastoor
Prauwels.
In
een
uitvoerigen
brief
doet
Codde
zelf
verslag
van'de
werkzaamheid
der
Jezuieten
in
Amster
-
dam.
„Daar
hebben
zij
tegenwoordig
twee
groote
bedehuizen
en
twee
communauteiten,
die
grooten
omvang
hebben
en
zeer
rijk
zijn.
Niet
tevreden
daarmede,
hebben
zij
een
derde
groot
en
ruim
huis
gevestigd,
waarin
hun
over
-
ste
woont
en
waar
geWoonlijk
nog
eenige
socii
verblijven
zij
doen
nu
moeite
om
een
derde
statie
te
verkrijgen.
Codde
komt
boven
-
dien
in
verschillende
brieven
met
kracht
op
tegen
de
beschuldigingen,
door
De
Mollo
tegen
hem
en
verschillende,
ook
amsterdamsche
priesters
gericht.
H.
B.
6