Tekstweergave van GA-1919_JB017_00016

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
de raadszitting van den 30 sten October 1917 werd zij daarop met 20 tegen 15 stemmen verworpen, zoodat het stadsbeeld gelukkig geene wijziging ondergaat. Op onze verdere wenschen nam de Gemeenteraad geen besluit. Het heeft ons leed gedaan, dat in sommige aesthetische kringen ons stand* punt is bestreden, en dat het Genootschap Architectura et Amicitia gemeend heeft den uitbouw te moeten verdedigen, evenals dr. Jan Kalff inden Haagschen Kunstkring. Inde vergadering van Architectura werd zelfs beweerd dat door het ontwerp èn de schoonheid èn de historie werd gediend. Volgens het verslag dezer vergadering werd daar verklaard: „Voor een ieder, die den Schreiers* „toren en zijne omgeving kent, is deze als domineerend bedoelde massa niets „meer dan een uit de schaal der omgeving vallende bouw. Zijn historische „werking was als de opgeheven vuist tegen het kwaad, dat vanuit de Zuiderzee „zou kunnen opdoemen . . . ~ en nu zal juist de gevoelige overgang van den „nieuwen laag*gehouden aanbouw tot den krachtigen torenbouw, het plomp* „zware, en het zoo hulpeloos alleen staan van deze toren wegnemen. Het zal „de illusie van de geschiedenis doen herleven, het effect van dien opgeheven „vuist doen terugkeeren en den toren wederom plaatsen ineen maat van verhou* „dingen, meer juist dan zij nu is”. Wat van dergelijke orakeltaal te zeggen ? Inderdaad heeft de Schreierstoren vroeger deel uitgemaakt van de bemuring der stad, en stond hij oorspronkelijk niet op zich zelf. Te beweren, dat het ontworpen gebouwtje, bestemd voor een paar wachtlokalen en eenige behoorlijk ingerichte privaten, het effect van den verdwenen stadsmuur zou kunnen doen terugkeeren, dat lijkt ons echter eenvoudig belachelijk! Zoo kan men alles goed praten. Dr. Jan Kalff verdedigde, blijkens het verslag, zijner rede inde dag* bladen, den bijbouw als een „conserveeren”, als een geneeswijze om een monument in het leven te houden, terwijl volgens hem het oude restaureeren eene vivisectie genoemd moet worden, waaraan de monumenten te gronde gingen. Wij erkennen gaarne dat dit oude restauratieddee dikwijls verkeerd is toegepast, doch het herstellen van den Schreierstoren in zijn vroegeren staat, door het weder aanbrengen van dein de achttiende eeuw helaas verwijderde kan* teelen, zou toch zeker geene vivisectie zijn, maarde thans bestaande verminking doen verdwijnen. De door dr. Jan Kalff gehuldigde theorie leidt tot een hoogst subjectieve manier van „bewaren”, en kan aanleiding geven tot allerlei wille* keurig geknutsel. Ten slotte moet er met allen nadruk op gewezen worden, dat de verdedigers der gelukkig afgewende plannen allen zorgvuldig hebben X