Tekstweergave van GA-1919_JB017_00011

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
IN MEMORIAM G. VAN ARKEL De dood van Van Arkel overviel ons niet onverwacht. Integendeel hadden wij reeds lang met zorg waargenomen, dat zijn stofïelijk gestel ondermijnd was. Ook zijn geestelijk welzijn had ernstig geleden, zooals wij met leedwezen opmerkten. Daaraan was het ook wel toe te schrijven, dat hij zich inde laatste jaren hoe langer hoe meer terugtrok uit de kringen, waar hij vroeger gaarne placht te vertoeven. Daaraan mogen wij het zeker ook wel wijten, dat hij hoe langer hoe minder inde vergaderingen van ons Bestuur verscheen, hoes wel wij wisten, dat Amstelodamum zijn volle belangstelling had mogen behous den. Dat was in vroegere jaren, in zijn gezonde dagen voldoende gebleken. Toen nam hij met toewijding deel aan onze beraadslagingen, waarvan hij de beteekenis ten volle waardeerde. Dat waren de dagen van zijn volle werks kracht, van zijn ongeschokt initiatief, van zijn ongebroken toewijding aan de hem toevertrouwde belangen. Hij nam een zeer bijzondere plaats in ons Bestuur in. Hij kende het oude Amsterdam als weinigen. Hij heeft Amsterdam met al zijn schatten van bouwkunst en binnenarchitectuur met Weissman beschreven inde bekende Noordhollandsche oudheden. Dat werk zal zijn vers dienste en zijn roem blijven. Daaraan heeft hij zijn beste krachten geruimen tijd gegeven; ook door zijn onverdroten arbeid is een werk tot stand gekomen, zooals er nog van geen onzer provinciën bestaat. Doordat werk spreekt Van Arkel nog lang tot ons. Zoo, als de liefdevolle kenner van oud en nieuw Amsterdam zal hij in onze herinnering leven. H. B.