Tekstweergave van GA-1918_MB005_00104

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM uitgingen om te onderzoeken of een middel aan de hand kon worden gedaan, waardoor aan het verzoek van velen, hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel zou kunnen worden voldaan. „Door middel van ons secretariaat werden onderhandelingen aangeknoopt, waarvan, wij mogen het met genoegen constateeren, het resultaat alle gegronde hoop gaf dat inde be - doelde richting gemeenschappelijk succes zou worden behaald, toen wijdoor een brief, juist in verband met de onderhandelingen, af - komstig van den directeur van dein het perceel Keizersgracht 444 te vestigen en spoe - dig te openen leeszaal en bibliotheek, op deze inrichting werden attent gemaakt. Wij hebben toen de onderhandelingen mondeling voort - gezet en het gevolg is, dat wat wij beoogden, reeds daar in verderen en meer algemeenen vorm op touw was gezet en werd bevorderd. „Hetspreektdusvanzelf.dat wijde gelegen - heid om met deze inrichting samen te werken gaarne hebben aangegrepen en dat wij thans voor deze nieuwe inrichting met nadruk de aandacht van al onze leden vragen. Ineen der laatst gehouden bestuursvergaderingen is in beginsel het voorstel goedgekeurd om jaar - lijks eene geldelijke bijdrage vanwege onze vereeniging te schenken. Wat wij beoogen is, inde eerste plaats onze leden op te wekken om voor zoover zij technische werken bezitten, die zij voor zichzelve niet meer noodig achten (hieronder ressorteeren vooral jaargangen van gelezen tijdschriften) aan onze vereeniging af te staan. Zij zullen dan deze met onze biblio - theek inde inrichting doen opnemen om wat thans in enkele boekerijen en kasten is op - geborgen, ten algemeene nutte te laten dienen. „Laat ieder van onze leden zijn boekenkast eens nakijken en die werken afstaan, die voor hem geen waarde bezitten; ten allen tijde kan hij toch nog, er mag eens een artikel van belang voor hem instaan, dat werk weer ter inzage krijgen”. D. S. PERSONALIA W. Fenenga. Eigen Haard gaf in zijn nummer van 2 November, ter eere van den zeventigsten verjaardag van ons medelid, den heer W. Fenenga, een korte schets van diens levensarbeid. Daaruit worde hier vermeld dat de heer Fenenga van de oprichting der Amster - damsche Droogdokmaatschappij in 1877 af de exploitatie dezer onderneming heeft geleid. Begonnen met 47, heeft de Maatschappij thans 1100 werklieden in dienst. In April 1879 werd het Koninginnedok geopend, met een hefvermogen van 4000 ton; thans zijn er behalve dit nog drie in gebruik van respec - tievelijk 3000, 7500 en 16500 ton, terwijl het bedrijf over twee drijvende kranen be - schikt, van 25 en 75 ton hefvermogen. Een be - langrijk onderdeel is de machinefabriek, die niet alleen in dienst der scheeps- en scheeps - machinereparatie staat, maar bijvoorbeeld ook specialiteit is in het herstellen van snel - drukpersen. Zij bedient de meeste groote drukkerijen hier ter stede. Verschillende stoom vaart-maatschappijen riepen de medewerking van den heer Fenenga in bij den bouw harer stoomschepen. De Vereeniging tot behartiging der algemeene scheepvaartbelangen, die door hare ijsbrekers sinds 1893 de amsterdamsche haven ook bij zeer sterke vorst openhoudt, werd op zijn initiatief gesticht. Nog in 1916 voerde hij het pleitvoor de verbinding der IJ-oevers dooreen tunnel. Terecht merkt de schrijver van het artikel op, dat een eventueele Geschiedenis van Amsterdam als havenstad gedurende de laatste halve eeuw Fenenga’s naam niet onver - meld kan laten. Joh. C. B. VRAGENBUS (Verzoeke antwoorden Heerengracht 68) VRAGEN K Purimspelers. Bij advertentie inde Amsterdamsche Courant van 26 Februari 1825 maakt H. R. de Beer bekend, dat in het lokaal van wijlen Beertje, Houtgracht, aangevangen zal worden „met het vertoonen der poerim - spelers”. In het nummer van 2 Maart bericht Leendert Emanuel, evenals J. Bennie en K. M. Heesbee, eender concurrenten van den „mechanicus” D. L. Bamberg, (1786 —1869) dat hij in hetzelfde lokaal een voorstelling geeft ter gelegenheid van het Poerimfeest. Tien Maart annonceert A. L. Cavellier, dat hij inde Keizerlijke kolfbaan tot sluiting van het Purimfeest zal geven een „groot bal of danspartij”. Lexicografen als Van Dalen, Kuipers en Voorzanger & Polak kennen allerlei samenstellingen met purim als -bal, -blaadje, -krant, -stukje en -zot, maar geen purimspelers. Vrage wat moet hiermede worden verstaan? J. W. E. ANTWOORDEN Raadsleden in 1893. Inde figuur nr. 2 hebben wij niet, gelijk de heer Leendertz meent op grond van het hoofddeksel mr. P. Pet te zien, reeds daarom niet omdat het raads - lidmaatschap van mr. P. Pet al in 1889 eindig - de, toen hij bij de toen veel gerucht makende periodieke verkiezingen met zijn medewethou - der Coninck Westenberg als raadslid niet her - kozen werd. Veeleer stelt nr. 2, de persoon, aan wien het centenbakje wordt voorgehouden de toenmalige wethouder van financiën C. Dyserinck voor. Hij trad kort daarna als wet - houder af; Treub, die op het plaatje achter hem staat, is zijn opvolger. De uiterste figuur rechts (nr. n) is, meen ik, een invloedrijk raadslid uit dien tijd, de heer Van de Wall Bake. Er zijn thans nog maar twee raadsleden over, die ook al in 1893 zitting hadden, de heeren Nolting en Fabius. M. B. 96