Tekstweergave van GA-1918_MB005_00087

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM 21 jaar, zoon van Symon Schaep en Elisabeth Mathijsdochter. Ten zelfden dage koopt Alix Sicx, oud 34 jaar, echtgenoote van Jacques Baclan, een lijfrente van 8 pond 6 schellingen 8 grooten vlaamsch ten hare lijve (nr. 2ÖI 264)- H. B. PERSONALIA J. Wageman. Men verzoekt ons te melden, dat de heer J. Wageman 1 October zijn veertig - jarig jubileum zal vieren als organist der Ned. Hervormde Gemeente. Sinds 1878 was hij organist inden N. Z. Kapel, Oosterkerk, Eilandskerk en sinds 1 Januari 1918 inde Noorderkerk. Ook was hij langen tijd carillon - neur van de Westerkerktoren en werd 1 Oc - tober vandaar overgeplaatst naar de Zuider kerktoren. De heer Wagenaar is leerling van het Blindeninstituut. J. W. E. J. H. RössingJ. Te Haarlem, waarbij woonde, is in het laatst van de vorige maand overleden de bekende tooneelbeoordeelaar, litteratoren historicus Johan Herman Róssing. Hij woonde te Haarlem, hij stierf er en hij werd er begraven. Maar hij leefde en werkte te Amsterdam! Hier was zijn hart. Hieraan het amsterdamsche Athenaeum heeft hij ge - studeerd; hier leefde hij zijn vroolijken stu - dententijd. (Hij is rector van het Amster - damsche Studentencorps geweest). Hier onder - scheidde hij zich, als student reeds, door zijne gaven, en zóózeer trok zijn werk toen reeds de aandacht, dat Alberdingk Thijm den jongen student opnam inden letterkundigen vriendenkring, die eenmaal per week in zijne gastvrije woning aan den Nieuwe Zijds Voor - burgwal bijeen kwam. En wel merkwaardig mag het heeten dat die eerste belangrijke litteraire arbeid hetzelfde onderwerp betrof dat Róssing zijn geheele verdere leven zou bezighouden : de geschiedenis van Amsterdam en het amsterdamsche tooneel. Hij wijdde zich namelijk aan het einde van zijn acade - mische loopbaan aan bronnenstudie over bet tooneel en vond o. a. de bouwstof voor zijn kostelijk werk over den amsterdamschen schouwburg, met allerlei ongekende bijzonder - heden, ook voor de beantwoording van de prijsvraag over Samuel Coster en zijne Academie. Dat antwoord heeft toen inde geleerde wereld zeer de aandacht getrokken, en was mede oorzaak dat Róssing benoemd werd tot secretaris van de (toen nog niet „Koninklijke”) Vereeniging het Nederlandsche Tooneel. Na het nederleggen van die betrekking ver - bond hij zich aan het Nieuws van den Dag, dat hij tot zijn dood toe (bijna 30 jaarlang) als tooneelbeoordeelaar diende, en dat in hem een zij ner uitnemendste medewerkers heeft verloren. Het oordeel van Róssing was steeds mild, maar het verraadde eene groote des - kundigheid. Reden waarom het ook door de tooneelspelers zei ven zeer werd gewaardeerd. Voorts verschenen herhaaldelijk bijdragen van Rössing’s hand in het Groene Weekblad, in Eigen Haard en in Op de Hoogte. Want Róssing was een vruchtbaar journalist, en een die gaarne gelezen werd. Het laatste artikel dat hij schreef, kort voor zijn overlijden, haast stervende, verscheen is het Leven en betrof den tooneeldichterGerbrandtAdriaansz.Brederode, „Amsterdammer” par excellence. Tot het laatst toe heeft Róssing dus over kunst en Amster - dam geschreven. Men kan gerust zeggen dat er geen enkel journalist was of is, die zóó als Róssing over Amsterdam kon schrijven. Zóó, dat wil zeggen; zóó kleurig en sappig, zoo onderhoudend en interessant. Hij kende de geschiedenis van de stad op zijn duimpje en wist, al schrijvend, steeds heden en verleden te verbinden. Ik bedoel dat hij niet slechts uit geschiedbronnen putte, maar ook goed om zich heen zag, en ijverig optèekende wat er nog was overgebleven uit het verleden, en wat er nog karakteristiek was het in hedendaagsche Amsterdam. Wie hiervan nog eens een goeden indruk wil krijgen leze of herleze het aardige boekje Verdwijnend Oud-Amsterdam, uitgave van Bernard Hout - hakker te Amsterdam, dat Róssing, in samen - werking met den schilder en teekenaar Martin Monnickendam in 1916 deed verschijnen. Hieruit blijkt ook hoe uitnemend Róssing zijn groote kennis in zich verwerkt had, tot zijn geestelijk eigendom had gemaakt. Zijn artikelen of causerieën riekten nooit de naar studeerlamp ; een frissche levensstroom vloeit er doorheen. Het is de dagbladschrijver, de man die met twee beenen midden in het leven staat, en niet de duffe kamergeleerde die aan het woord is. Hoe goed was Róssing thuis inde oude toe - standen; hoe kende hij de oude gebruiken, en met welk een voorliefde vertelde hij er van ! Hoe genoot hij zelf, maar wist hij ook zijn lezers te doen genieten van het gezellige, het meer familiaire van hetoud-amsterdamsche leven. Hoe beminde hij de schoone, beeldrijke taal van de groote zeventiende-eeuwers, vooral van Vondel. Róssing heeft, meer dan eenig ander jour - nalist, bij duizenden de liefde voor onze stad en voor hare geschiedenis gekweekt. Amstelodamum is hem hiervoor onge - twijfeld dankbaar ! D. Kouwenaar, VRAGENBUS {Antwoorden in le zenden Heerengracht 68) VRAGEN Vennootschap Nederland. Wie kan mij ter inzage verschaffen eerste drukken van aandeelen en polissen van deze Maatschappij 79