Tekstweergave van GA-1918_MB005_00080

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMüM met z’n prettigen kop; óók aan Mr. J. A. Levy, Goeman Borgesius en staatsraad Asser, en, natuurlijk, aan Troelstra en Kuyper. Aan oud-minister Pierson heb ik nooit veel pleizier beleefd. Waarmee ik dan bedoel te zeggen, dat ik zijn lolligen kop, die zoo iets kinderlijks had door den ergen wipneus en de bolle oogen achter de brilleglazen, dolgraag teekende. Maar Pierson zelf was niet erg over mij te spreken. Een familielid van hem, oud-burge - meester Van Leeuwen, vertelde mij eens van de uitspraak van Pierson en dat die altijd in mijn teekeningen van hem een karikatuur zag”. J. W. E. Maurits Cornelis van Hall. Den 19 December 1828 schrijft Dirk van Hogen - dorp uit Amsterdam aan zijn vader Gijsbert Karei (Colenbrander Gedenkstukken IX, 2,884): ~Of men Van Meurs tot burgemeester zoude willen benoemen komt mij zeer twijfelachtig voor, daar hij een oud Oranjeman is, en dus bij de regeering niet in aanzien. Van Hall tracht zich voort te stooten. Menigmaal heeft hij reeds naar het wethouderschap gesollici - teerd, doch te vergeefs. De raad is hem zeer tegen, en vreest hem evenwel om zijn kracht en invloed. Van Hall heeft in vroeger tijd als procureur van de gemeente de straf van geeseling tegen het oranje-dragen menig - maal geëischt, en die straf is ook soms toe - gestaan. Nu is hij een van de grootste vleiers en zijne laagheid gaat zoo ver dat hij ineen oranjerok ten hove verschijnt.... Zijne be - noeming zou eene algemeene verontwaardi - ging veroorzaken en al wat aanzienlijk is voor het hoofd stooten. Dat het hem nu ge - lukken zoude wethouder te worden, zoude mij niet verwonderen. Ik geloof dat het voor de stad wel te wenschen was iemand aan het hoofd tc krijgen, die het bestuur tegen de aanmatigingen van buiten kon verdedigen ; maar dit zal bij de benoeming wel niet in aanmerking komen, . . .”. Kort te voren was burgemeester Elias gestorven. Zijn opvolger werd noch de genoemde wethouder Van Meurs, noch Van Hall, maar mr. F. van de Poll. H. B, Aernout Drost. Te Utrecht promo - veerde onlangs mej. J. M. de Waal tot doctor inde nederlandsche letteren na verdediging vaneen proefschrift over Aernout Drost, den jong gestorven, door Potgieter zeer gewaar - deerden schrijver van historische romans. Drost is 5 April 1810 te Amsterdam geboren uiteen welgestelde familie. Hij was dus een tijdgenoot van Bakhuizen van den Brink, met wien hij samen de latijnsche school bezocht en wiens vriend hij tot zijn dood toe is ge - bleven. Samen studeerden zij ook sedert 1826 aan het amsterdamsche Athenaeum; voor Bakhuizen was de ernstige Drost een krach - tige zedelijke steun. Samen waren zij ook lid van bet nog bestaande studenten-dispuut L. O. S., waar hij verschillende redevoeringen hield; 21 Juni 1830 hield hij hier zijn af - scheidsrede. Drost ging toen naar Leiden, waarheen Bakhuizen hem in September 1831 volgde. In December 1832 deed hij daar zijn candidaats-examen, einde Februari 1833 zi ) n eerste voorstel. Hij ging toen weer naar Am - sterdam terug, waar hij in nauwe aanraking kwam met Potgieter en Heye, met den kring dus, waarin de Gids is ontstaan. In deze jaren heeft hij zijn meeste geschriften tot stand gebracht, met name zijn historische roman Hermingard van de Eikenterpen, die door Potgieter zeer werd geprezen. De man van zoo groote verwachtingen was echter zeer zwak van gestel; reeds 5 November 1834 stierf Aernout Drost, slechts 24 jaar oud. In haar proefschrift behandelt dr. De Waal Drost als criticus, als romanschrijver, als novellist, als dichter en als vertaler, H. B. VRAGENBUS (Antwoorden in te zenden Heerengracht 68) VRAAG Tweede eeuwgetijde der Bijbelverta - ling. In mijn bezit is een penning, geslagen 1837 bij het tweede eeuwgetijde der Bijbel - vertaling. D. v.d. K. Ft. Is die penning te Amsterdam geslagen ? en wie is D. v.d. K. ? Zou ik hierop misschien ook een inlichting kunnen krijgen ? F. W. Grosheide. ANTWOORDEN De verdwaalde gevelsteen. De gevel - steen Inden Ouden Schans (zie blz. 61) was omstreeks 1870 te vinden Bloemgracht 117 (tegenwoordig nummer). Corn. J. G. —. In mijn jongensjaren was er op de tweede Bloemgracht oneven zijde, vlak bij de toen - malige Luthersche Diaconessen-inrichting een houtkooperij. Of daar de bedoelde gevelsteen in stond weet ik niet. F. W, Grosheide. Adriaan van den Oever. De door den heer W. F. van der Hall bedoelde penning is geen begrafenis - penning, .maar een gildepenning van het chirurgijnsgilde. Inde stedelijke verzameling in het Stedelijk Museum liggen vele dergelijke penningen. Adriaan van den Oever, geboortig uit Gorkum. deed 24 Juni 1706 alhier zijn meester - proef als chirurgijn en werd 19 Juli 1706 als amsterdamsch poorter erkend, wegens zijn huwelijk met een poortersdochter, Judith Micker, dochter van den chirurgijn Gerrit Micker. Je> H - C. B. Pierement is waarschijnlijk geen nieuw woord en heeft zeker niets te maken met papieren Inde zeventiende eeuw komt pieren voor inde beteekenis „muziekmaken” en piere - bol in die van ~muzikant”. P. Leendertz Jr. 72