Tekstweergave van GA-1918_MB005_00078
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„Wij
vertrouwen
dat,
bij
verkoop
van
het
huis,
de
nieuwe
eigenaar
borstbeeld
en
ge
-
denkplaat
daar
zal
laten,
ter
blijvende
her
-
innering
aan
den
grooten
letterkundige”.
J.
W.
E.
UIT
BOEK
EN
TIJDSCHRIFT
Schouwburgbrand
in
1772.
Onaange
-
naam
trof
mij
de
toon
van
het
artikel
van
dr.
J,
L,
Walch,
waarvan
het
Augustus
-
nummer
van
ons
Maandblad
een
uittreksel
gaf.
Ik
dacht
dat
wij
in
onze
geschiedbe
-
schouwing
de
afgezaagde
tegenstelling
van
„o
zoo
graag
domineerende
dominé’s”
en
„regenten,
die
de
vlag
der
vrijheid
wisten
hoog
te
houden"
nu
wel
te
boven
warén;
dr.
Japikse
heeft
in
zijn
Staatkundige
Ge
-
schiedenis
die
„Vrijheid”
niet
zonder
reden
tusschen
aanhalingsteekens
geplaatst.
Ook
zag
ik
met
leedwezen
dat
de
schrijver
blijkbaar
de
objectiviteit
mist
om
het
ethisch
beginsel,
dat
aan
den
strijd
tegen
het
tooneel
ten
grondslag
ligt,
te
waardeeren.
Joh.
C.
B.
Middeldam.
Onder
de
stellingen
waarop
de
heer
G.
C.
van
’t
Hoog
op
22
Mei
1.1.
aan
de
amsterdamsche
hoogeschool
tot
doctor
in
de
nederlandsche
letteren
promoveerde
was
ook
de
volgende:
„De
beteekenis
van
den
naam
Middeldam
in
Amsterdam
is
niets
anders
dan
dat
die
dam
een
verbinding
vormt
tusschen
bet
oos
-
telijk
en
het
westelijk
deel
van
de
stad”.
D.
S.
„Als
’t
begint”.
Op
blz.
53
lees
ik
„de
rei
van
Klarissen,
op
de
wijs
van
„Als
’t
„begint”,
vermoedelijk
een
bekend
versje
uit
dien
tijd”.
Zoo
iets
heb
ik
wel
vaker
gelezen,
maar
het
maakt
op
mij
altijd
den
indruk
van
het
verhaal
van
den
Franschman,
die
in
Holland
geen
familienaam
zoo
vaak
had
aan
-
getroffen
als
Vergunning.
Men
blijft
altijd
in
gebreke
aan
te
wijzen,
waar
dat
liedje
met
de
beginwoorden
„Als
’t
begint”
te
vinden
is.
Ik
herinner
mij
geen
voor
de
negentiende
eeuw.
Dat
bewijst
natuurlijk
niets,
maar
ter
-
wijl
dit
een
van
de
meest
voorkomende
zang
-
aanwijzingen
is,
blijft
het
vreemd,
dat
het
liedje
zoo
onbekend
zou
zijn.
Ik
heb
dan
ook
altijd
een
andere
verklaring
gegeven,
die
bevestigd
wordt
door
hetgeen
wij
lezen
in
het
bekende
liedboek
Nieuwe
verbeterde
Lust
-
hof,
4e
dr.,
blz.
45:
Nieu
liedeken
op
de
wys,
ghelijck
het
selfs
begint,
En
diese
niet
en
weet,
magh
sien
dat
hyse
vint.
Het
wil
dus
zeggen:
op
de
wijze
van
het
lied,
dat
hetzelfde
begin
heeft.
Inde
meeste
gevallen
is
dat
het
lied
zelf.
Op
de
wijse
Als
’t
beghint
beteekent
dus
gewoonlijk
(of
altijd
?):
„op
zijn
eigene
wijs,
op
eene
nieuwe
wijs”.
De
gevolgtrekking
uit
deze
zangaanwijzing
gemaakt
voor
de
rei
der
Klarissen,
is
dus
onjuist.
De
fout
is,
dat
men
als
inde
be
-
teekenis
„wanneer”
heeft
genomen,
inplaats
van
„zooals”.
P.
Leendertz
Jr.
Duürte-maatregelen
inde
laatste
j
aren
der
zeventiende
eeuw.
Over
dit
onder
-
werp
schrijft
dr.
J.
G.
van
Dillen
inde
Juli-aflevering
van
Onze
Eeuw.
Daar
het
hier
in
hoofdzaak
Amsterdam
geldt,
moge
een
kort
overzicht
der
genoemde
maatregelen
hier
volgen.
De
graanhandel
was
inde
zeven
-
tiende
eeuw
voor
Holland
en
vooral
voor
Amsterdam
eender
belangrijkste
bedrijven.
Twee
maal
per
jaar
kwam
uit
de
Oostzee
een
groote
vloot
van
graanschepen
het
IJ
binnen;
de
export
ging
groetendeels
naar
de
landen
om
de
Middellandsche
Zee.
Jaar
-
lijks
werd
100000
last
graan
in
Amsterdam
ingevoerd;
daarvan
ging
vier
vijfde
weder
naar
binnen-
en
buitenland.
Zoo
was
de
graan
-
handel
de
„hoofdnegotie”,
de
„móedercom
-
mercie”.
Het
was
dus
stellig
een
landsbelang
den
graanhandel
zoo
weinig
mogelijk
te
be
-
moeilijken.
Toch
is
tegen
het
einde
der
zeven
-
tiende
eeuw
de
uitvoer
van
graan
twee
jaren
lang,
van
October
.1698
tot
September
1700,
geheel
verboden
geweest.
De
reden
daarvan
was
natuurlijk
gelegen
inde
groote
schaarschte
van
graan,
als
gevolg
van
misoogst
inde
landen
om
de
Oostzee,
waardoor
hongersnood
geen
denkbeeldig
gevaar
was.
In
het
begin
van
1699
was
de
toestand
na
den
zachten
winter
betrekkelijk
goed.
Een
aantal
beper
-
kende
bepalingen
op
den
graanhandel
werden
daarom
ingetrokken;
alleen
voor
den
uitvoer
van
graan
en
rijst
bleef
nog
een
consent
vereischt,
hoewel
Amsterdam
en
Rotterdam
op
nog
grootere
vrijheid
aandrongen.
Om
echter
ook
voor
de
toekomst
gereed
te
zijn,
werd
voor
rekening
van
het
gewest
en
ook
voor
die
van
de
stad
Amsterdam
door
bemidde
-
ling
van
amsterdamsche
kooplieden
in
Duitsch
-
land
en
in
Italië
graan
gekocht;
ook
uit
de
Oostzee
kwam
weer
graan
aan.
Toch
moest
wegens
de
dagelijks
toenemende
duurte
van
het
koren
de
prijszetting
van
het
brood
worden
verhoogd;
om
aan
den
nood
tegemoet
te
komen
werden
aan
minvermogenden
van
stadswege
loodjes
uitgereikt
op
vertoon
waar
-
van
zij
bij
de
bakkers
het
brood
voor
lageren
prijs
konden
krijgen;
bij
inlevering
der
loodjes
betaalde
dan
de
stad
het
prijsverschil.
Twee
April
1699
werd
bovendien
een
begin
ge
-
maakt
met
de
aflevering
van
tarwe
uit
de
stadsmagazijnen.
Het
doel
werd
volkomen
bereikt;
de
marktprijs
der
granen
daalde;
het
brood
werd
goedkooper.
Deze
maatregel
hield
aan
tot
21
Mei,
toen
er
weer
graan
uit
Danzig
kon
worden
verwacht.
Evenals
de
geheele
Republiek
verbood
ook
Amsterdam
70