Tekstweergave van GA-1918_MB005_00075

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM heerschzucht, die hij gaarne aan de kaak stelde, achtte hij een groot gevaar, nieL alleen voor den staat, maar ook voor de kerk zelf en vooral voor het ge - loof. Met dat laatste bedoelde hij dan niet een vast omschreven en omlijnd dogma, maar een op redeneering en inzicht gegronde overtuiging op gods - 'dienstig gebied. Hooft was natuurijk geen theoloog van professie, maar als dilettant heeft hij het op dit gebied zeer ver gebracht; hij deed zelfs aan bijbelkritiek. Hij hield zich aan het bijbelwoord, dat men alle dingen moet onderzoeken en het goede moet behouden. Vandaar, dat een zeer groot deel van zijn denkbeelden kerkelijk en godsdienstig zijn. In verband daarmede staan zijn politieke ideeën. Inde verhouding van staat en kerk had hij natuurlijk de vaste meening, dat de staat moet overheerschen, ook omdat anders de kerk heerscht, wat licht tot inquisitie en kettervervolging leidt. Daarvan had Hooft een hartgrondigen afkeer; hij had in zijn jeugd zoo scherp de ellende der godsdienstvervolging gevoeld, dat hij zoo verdraagzaam was als men dat inde zeventiende eeuw maar bij mogelijkheid kon zijn. Voor hem had eigenlijk iedere eerlijke overtuiging gelijke waarde. In het staatkundige had Hooft natuurlijk de beginselen van zijn partij. Even afkeerig als hij was van godsdienstvervolging, even verderfelijk vond hij staat - kundige tirannie. Hij zou geen oude Geus hebben moeten zijn om zich niet uit volle overtuiging bij het staatkundig beginsel van den opstand en het politiek bestel der Republiek aan te sluiten. Humanistische regenten als hij waren aristo - cratische republikeinen, voorstanders der provinciale souvereiniteit, maar ook van het stadhouderschap der Oranjes. Hoofts karakter eindelijk staat hoog. Reeds zijn tijdgenooten hadden een diepen indruk van zijn rechtschapenheid. Zijn rechtvaardigheid als schepen blijkt telkens. Zijn hoog idealisme en daaraan gepaard zeer geprononceerd altruisme stelden hem hoog boven den middenmaat der regenten. Dat idealisme vervloeide bij hem niet in fantasterij, daar het werd getemperd dooreen scherp, wat nuchtei verstand. Practisch idealisme was dan ook de kracht, die hem ten leven tot steun was; dat bracht hem minder nog tot krachtig godsdienstig dan tot diep moreel leven. Hooft was zeker geen man van krachtige energie; daarvoor was hij niet eenzijdig genoeg. Maar wanneer de namen van de edelste burgers, van de reinste mannen worden genoemd, dan wordt die van Hooft nimmer vergeten. H B LANGS DEN WEG De Posthoorn. Inde tweede aflevering van deel 38 der Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem komt een uit - voerig artikel voor van pastoor J. C. van der Loos over de r.k. kerk de Posthoorn. Omstreeks 1640 werd deze statie door paters Augustijnen gesticht op den Haarlemmerdijk in het Friesche Wapen; haar eerste pastoor was Hyacinthus van der Linden. Onder pater Cornelis de Wolf werd de statie overgebracht van den Haarlem - merdijk naar de Posthoorn op de Prinsengracht, het vierde huis bezuiden de Brouwersgracht. Nog thans prijkt daar de Posthoorn als gevel - steen in no. 7 (ten onrechte zegt de heer van der Loos no. 13). Eender opvolgers van De Wolf was Jacobus Baart, onder wien voor het eerst, in 1714, eene bedevaart van Amsterdammers naar Kevelaar werd georganiseerd. De j ansenistische geschillen leidden er in 1723 toe, dat de kerk aan de Augustijnen werd onttrokken en dooreen saeculier geestelijke werd bediend. De eerste die als zoodanig optrad was pastoor Cavellier. Over hem en zijne opvolgers geeft het artikel vele bijzonderheden; vooral over de merkwaar - dige figuur van Johannes Henricus Lexius ( 1 755 —1817), die de hand had inde uitgave van het eerste door roomschen gestichte tijdschrift, de Mengelingen vqor Roomsch- Catholijken, en wiens rechtzinnigheid nu en dan betwijfeld werd. Onder pastoor Steinbach werden in 1835 op de Prinsengracht de perceelen 56 en 57 aangekocht, ten einde een nieuw kerkgebouw 67