Tekstweergave van GA-1918_MB005_00074

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM oud geworden; juist daarom ontsloeg de Prins hem toen ook niet uit de re - geering; hij was onschadelijk geworden. Op Nieuwjaarsdag 1626 is hij gestorven. Zoo wij van Hooft niet meer wisten dan de groote lijnen van zijn koopmans - bestaan en van zijn ambtelijk leven, zou er van hem niet meer te zeggen zijn dan van verreweg de meeste van zijn tijd- en standgenooten. Maar dat deze man boven de middenmaat uitging, daarvoor staat ons al dadelijk het woord van Vondel borg. Inden Roskam geeft de dichter ons het beeld van Hooft als van den model-regent, den nobelen, rechtschapen man, „een hooft vol creucken, een gheweten sonder rimpel”. Maar ook zonder de verzekering van den dichter zouden wij weten, dat Hooft een merkwaardig man was, stellig een type van den toenmaligen koopman-regent, maar deze van den edelsten groei en de fijnste louterheid, een man met een scherp uitgebeeld karakter en een eigen, zelfstandig geestelijk bestaan. Die eigenheid van Hooft’s wezen is onlangs geschetst door dr. H. A. Enno van Gelder, die in zijn academisch proefschrift De levensbeschouwing van Cornet is Pieterszoon Hooft, burgemeester van Amsterdam, 1547 —1626, heeft uitgebeeld. Hij was daartoe inde gelegenheid omdat Hooft zijn innerlijkste roerselen en ook het uiterlijk gebeuren op papier heeft gebracht; zijn uitgebreide handschrifte - lijke nalatenschap berust inde Universiteits-Bibliotheek alhier. Een klein deel daarvan is jaren geleden als Memoriën en adviezen door het Historisch Genoot - schap uitgegeven, maar het grootste gedeelte was nog slechts schaars onderzocht. Uit deze uitgebreide stof heeft dr. Van Gelder zijn belangrijke studie opgebouwd. Deze studie geeft dus het geestelijk beeld van den ouden Hooft, zijn levens - beschouwing, zijn denkbeelden, zijn idealen, zijn geestelijke structuur. Maar dat niet alleen. Dr. van Gelder heeft niet alleen willen beschrijven, maar ook ver - klaren. Hij heeft Hooft behandeld als probeem; hij wil aantoonen, waarom de mensch, de koopman en de regent Hooft zoo moest denken, gegeven de hem omringende opvattingen. Daarom werd eerst geschetst Hooft’s milieu, de wereld, waarin Hooft leefde, zijn particulier leven, zijn sociaal-economische positie; de andere componenten, de heerschende denkbeelden en de toestanden in het alge - meen, zijn te bekend om ze uitvoerig te beschrijven. Dan geeft de schrijver een analyse, een uiteenzetting van Hooft’s denkbeelden, waarbij wordt vermeld, in hoeverre zij overeenkomen met die der regenten en welk standpunt Hooft inneemt ten opzichte van Remonstranten en Contra-Remonstranten. Eindelijk worden dan synthetisch het milieu en de analyse samengebracht en zoo de verklaring gegeven van Hoofts denkbeelden uit zijn geestelijk en stoffelijk milieu. Hooft was een man, wiens geest aan alle zijden openstond voor het beste wat inden loop der tijden door menschen was gevoeld en gedacht; zijn lectuur was zeer uitgebreid, Zoo kon zijn veelzijdige geest zich vormen naar het voor - beeld der besten. Zonder zeer oorspronkelijk te zijn kon hij een zelfstandige keuze doen uit wat de wereld hem bood aan schoons en goeds. Dat laatste is letterlijk op te vatten. Want Hooft was als alle humanistisch aangelegde man - nen optimist; hij dacht gunstig van de menschen en vond de wereld schoon en het leven heerlijk. Zijn godsdienst was een blijmoedig Christendom, dat naar het Remonstrantisme overhelde zonder zich ermede te vereenzelvigen. Want ook het Remonstrantisme beging naar zijn meening de fout van opnieuw een kerkte willen stichten. Dat laatste achtte hij in beginsel onjuist; een kerk achtte hij voor de ontwikkeling van het godsdienstig leven wel geen gevaar, maar toch lang niet zonder bedenking. Op dat punt had hij een zeer krachtige overtuiging, die hem, den vredelievenden man, in geregelden strijd bracht met de predikanten. Hooft kende voor de predikanten geen genade; hun toomelooze 66