Tekstweergave van GA-1918_MB005_00073

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM MEDEDEELINGEN VAN HET BESTUUR NIEUWE LEDEN Het Bestuur bericht dat als gewoon lid zijn toegetreden: mej. M. S. Koning en de heer C. L. C. Voskuil. CORNELIS PIETERSZ. HOOFT In onze geschiedenis gaat de oude Hooft wat schuil achter zijn beroemden zoon, den drost, den dichter, den herscheppen van het proza. Ook inde publieke waardeering staat de vader achter bij den zoon; in Amsterdam werd inden nieuwen uitleg een straat genoemd naar P. C. Hooft; aan C. P. Hooft heeft men ook inde staatsliedenbuurt, niet gedacht. Voor Amsterdam vooral is evenwel vader Hooft niet minder belangrijk dan zijn beroemde zoon. Terwijl de dichter na zijn verheffing tot drost van Muiden in 1609 tot Amsterdam niet meer in regelmatige betrekking is gebleven, is zijn vader tot zijn dood toe daar blijven wonen. Amsterdammer was hij trouwens in merg en been. In 1547 werd hij daar geboren uiteen oorspronkelijk zaansch geslacht van kooplieden en schippers, dat zich fortuin had gemaakt. Hij genoot een goede opvoeding; zijn opmerkelijke ontwikkeling gaat tot zijn vroege jeugd terug. Op zijn zestiende jaar wordt hij uitgezonden om de praktijk van het koopmansvak te leeren; in de landen om de Oostzee leerde hij menschen en dingen kennen. Reeds toen was hij van de nieuwe leer; in 1566 doet hij zich als zoodanig te Amsterdam kennen. Hij moest dan ook in 1569 voor Alva’s tirannie vluchten; hij heeft eenige jaren het bittere en ook sobere brood der ballingschap gegeten. In 1574 keerde hij uit Koningsbergen naar Holland terug, maar eerst in 1578, na de Alteratie durfde hij zich weer in Amsterdam wagen. Hij vatte toen den ouden handel weer op; zijn bedrijf was in haring, olie en granen. In 1578 huwde hij met Anna Jacobsd. Blaeu, die een grooten invloed op hem heeft gehad. Hij heeft haar zijn leven lang mogen behouden; zij overleefde hem slechts een groot jaar. Hooft woonde sedert 1600 ineen groot huis op het Singel, waar ook zijn pakhuizen waren; vóór dien had hij zijn woning gehad op den Nieuwen - dijk, waar ook zijn kinderen zijn geboren. Maar Hooft had al spoedig na de Alteratie een ruimer werk- en gezichts - kring gekregen dan zijn zaken hem toestonden. In 1582 werd hij benoemd tot schepen; in 1584 werd hij lid van de vroedschap, in welk lichaam hij tot zijn dood zitting heeft gehad. In 1588 werd hij gekozen tot burgemeester; twaalf maal heeft hij dat hooge ambt bekleed, waarvan vier maal als eerste burgemeester. Als lid der regeering van Amsterdam werd hij ook afgevaardigd naar de Staten van Holland en door deze naar de Staten Generaal. Nog was hij van 1589 tot 1601 lid van Gecommitteerde Raden van Holland. In al deze ambten was Hooft een man van beteekenis. Een man van invloed was hij niet steeds. De periode van zijn grootste beteekenis loopt van 1590 tot ongeveer 1610. Daarna hadden de Calvinisten en wie zich bij hen aansloten de macht op het amsterdamsche stadhuis in handen. Hooft bestreed deze regeeringsmeerder - heid heftig en fel; niet alleen was hij met zijn gematigde, humanistische levens - beschouwing haar besliste tegenstander, maar ook zijn kiesche rechtschapen - heid kwam in zedelijk verzet tegen de praktijken van regenten als Oetgens en Cromhout, die bij den grooten stadsuitleg van 1612 hun particuliere winsten maakten op stadskosten. Het heeft hem niet gebaat; de stad moest de winst den grondspeculanten uitbetalen. Hoofts invloed daalde steeds; in 1618 verklonk zijn protest tegen den staatsgreep van Maurits inden wind. Hij was toen ook 65