Tekstweergave van GA-1918_MB005_00070

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM UIT BOEK EN TIJDSCHRIFT Schouwburgbrand in 1772. In het Vaderland van 27 Mei j. 1. schrijft dr. J. L. Walch: „Amsterdam is altijd geweest het levend hart van de hollandsche vrijheid ; en dat is het nog. In andere plaatsen moge de oude vaderlandsche geest van onafhankelijkheid van tijd tot tijd kwijnen en suffen in Den Haag is, bij voorbeeld, onze heele historie door, die ziektetoestand in bedenkelijke mate te constateeren in Amsterdam waait staag, tierig-los de echt-nationale vlag van lastig - rebelsche vrijheidszucht. De stadsregeering neeft die vlag hoog weten te houden, zelfs en dat zegt wat voor wie de macht der aan - vallers kent! zelfs buiten het bereik der o zoo graag domineerende domine’s. Zou men zich in dezen tijd te Amsterdam de opgelegde stilheid van onze haagsche Stille Week kunnen denken ? „Het is waar, het heeft soms moeite ge - kost ; ja, men heeft van tijd tot tijd concessies moeten doen, ook daar. De predikanten wisten „het klavier der volksconcientie” soms zoo krachtig zij het dan ook niet bepaald wel - luidend —• te bespelen, dat de overheid met de stemming, welke zij in het volk te wekken wisten, eenigszins rekening moest houden. Vooral was dit het geval, waar het den schouw - burg gold. In 1732 bleek de paalworm een gevaar voor onze zeeweeringen ; de geestelijk - heid betoogde dat die paalworm de vinger Gods was, en dat men niet beter kon doen dan van zijn zonden terug te komen, en.. .. de schouw - burgen te sluiten, hetgeen inderdaad in eenige plaatsen gebeurde. Maar het ergst, het pijnlijkst, en zeker het onchristelijkst doet ons het ge - schimp aan van de kerkelijken na de ramp van 1772, den brand die den fraaien schouwburg aan de Keizersgracht verwoestte. „Had zich een algemeene ontsteltenis van de harten meester gemaakt, de heeren predi - kanten meenden het ongeval te moeten voor - stellen als een straf van God ; ja ze schaamden zich niet onbedekt te verklaren, dat wie bij deze ramp waren omgekomen, regelrecht naar de hel w y aren verhuisd. „Burgemeesteren, die hun Pappenheimers kenden, hadden dit wel voorzien. Ze hadden, bij monde van hun president, één der predi - kanten, ds. Tetterode verzocht, zorge te willen dragen „dat de verbranding van den schouwburg „en hetgeen daarby geschiet is sig niet ge - liefden uyt te laeten of daer van sprekende „alle mogelijke omsigtigbeden geliefden te „gebruycken”, maar het resultaat was niet schitterend. De heeren hadden er zich te zeer op gespitst om hem eens „van Jetje” te geven, dan dat ze zich dat zouden laten beletten. „De groote bui kwam eerst los na een ge - dicht van Johannes Christiaan Mohr. Naar aanleiding van den brand dichtte hij een Ontzaglijke doch nuttige beschouwing van het akelig treurtooneel, door de godlijke gerechtig - heid vertoond inden brandenden amsteldamsen schouwburg. Sterven daar inden Dagons - tempel ja, dat moest velen, voor wie de schouwburg nu eenmaal niets anders was dan „een schandelijk bordeel, een school van „vuiligheden, en een winkel van gebreken” wel een oordeel schijnen ; en het is niet ver - wonderlijk, dat zij zich geroepen achtten te getuigen. Het waren er velen. „Deze Unmasse pamfletten, van weers - zijde, is vrij wel verdiensteloos, en staat zoowel poëtisch als moreel op een niet zeer hoog plan. Er is één mooie uitzondering. Betje Wolff heeft ook haar woordje meege - sproken. Niet dat het gedicht in z’n geheel zoo mooi is, neen, maar het grijpt u aan”. J. W. E. Blaauwhoedenveem-Vriessevkem. In den vorige jaargang is op bladzijde 30 en 63 ge - wag gemaakt van de studie Van Waagdragers - veem tot modern grootbedrijf, waarin door dr. M. G. de Boer geschetst wordt de historische ontwikkeling sinds meer dan drie eeuwen van het Blaauwhoedenveem. Diezelfde geschiedenis wordt, uitvoeriger en in meer populairen vorm thans door dr. De Boer opnieuw verteld in een rijk geïllustreerde artikel, in Neerlands Welvaart verschenen. Allerlei prentjes: een facsimile van de notarieele oprichtingsacte van het Vriesseveem (25 Jan. 1617), penningen, waagdragers-eed (1738), het waagdragershuisje en het waagdragerskantoor tegen de Nieuwe kerk, circulaires, ceelen, pakhuizen enz. enz. geven een aanschouwelijk beeld van den groei van het bedrijf, ’t Zij dus voldoende hier naar het vorige referaat te verwijzen. „Wat in die drie eeuwen ook wisselde, één cardinaal punt is niet veranderd: nog altijd trachten de veemen, evenals de oude waag - dragers en later de Werkers van den Handel, als onpartijdige tusschenpersonen de vaak tegenstrijdige belangen van kooper en verkoo - per tot elkaar te brengen”. Ook over de geschiedenis van het Vriesse - veem dat niet lang geleden vereenigd is met het Blaauwhoedenveem schreef dr. De Boer in dezelfde serie; van beide artikels werden overdrukjes, in één omslag saamgevoegd; met den opgedrukte titel Naamlooze Vennootschap Blaauwhoedenveem—Vriesseveem Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, mij toegezonden door een anonieme „P O B 86”. De historische reconstructie van dit laatste veem bleek niet - temin ondoenlijk wegens het ontbreken van bescheiden. Slechts enkele dingen uit de negen - tiende eeuw kunnen gereleveerd worden: de oplossing van het Withoeden- in het Vriesse - veem (1885), de oprichting der Naamlooze Vennootschap Vriesseveem in 1890, de oprich - ting vaneen kina-etablissement (1895), de fusie met de firma Chabot & Andres te Rot- 62