Tekstweergave van GA-1918_MB005_00061

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM nis werd toegepast de stallen en kazernes voor paardenvolk, thans gebruikt tot bewaren en in orde brengen van de decoratiën voor den Stadsschouwburg op deze plek staat thans het gebouw van Hirsch & Co. en het koffie - huis Bellevue niet reeds het tegenwoordige Bellevue, maar waarschijnlijk een korten tijd bestaand hebbend koffiehuis aan de poort zelve aan de Leidschepoort (aldus genoemd omdat men door dezelve naar een kaag ging, welke op de stad Leiden voer)". Ook vertelt het artikel nog iets over de beruchte Paling - markt, „die gedurende den zomer des Zondags inden vroegen morgen aan het einde van den Overtoom gehouden en bezocht wordt door zekere volksklasse te Amsterdam”. J. W. E. Prijsverschillen. Toevallig kreeg ik dezer dagen een koopcontract onder oogen van een pakhuis genaamd de Rob, een huis en „erve en een wal” aan het Prinseneiland en welk contract dateerde uit 1813. In publieke veiling werd dit bezit voor den ongelooflijk lagen prijs van / 405 verkocht. Nadat in opbod slechts tot / 205 werd geboden, voor welk bod de makelaar Jan Palmboom uit de Teer - tuinen / 3,50 plokgeld opstreek, werd het in afslag voor bovengenoemde som door David Sieveking gemijnd. Met alle kosten bedroeg de koopprijs niet meer dan f 435. Welk een inzinking in dien tijd ! Omstreeks 1850 werd het bezit voor f 2800 verhandeld, dus nog een zeer lage som, maar althans meer dan zesmaal het bedrag uit 1813. Thans is alleen de wal, waarop sedert tientallen van jaren eene scheepsbouwerij wordt uitgeoefend, ten minste /15 000 waard, het pakhuis de Rob en het huis met erve samen allicht 20 a 25 000. Zoo iets, dan legt deze prijsverhooging krachtig getuigenis af voor den opbloei van onze Amstelstad ! C. Visser. Stadsschoon. „.. .. door zijn schoone stad Middelburg, die na Amsterdam de schoon - ste is onder de steden van Nederland”. Aldus P. H. Ritter Jr. ineen necrologie van W. O. Swaving inde Gulden Winckel 15 Juni p. 85. J. W. E. UIT BOEK EN TIJDSCHRIFT De jongste opvoering van den Gijs - brecht. De opvatting van Verkade bij de jongste opvoering van den Gijsbrecht van Aemstel om de reien te doen zeggen vóór het gesloten tooneelgordijn, volkomen ge - scheiden van het treurspel, begeleid door zachte muziek, is door onze tooneelcritici lang niet onverdeeld beoordeeld. Inde Juni - afievering van Elsevier’s geïllustreerd Maand - schrift heeft de heer Hendr. C. Diferee, in een artikel Over de opvoering en de reien van den Gijsbrecht van Aemstel, de opvatting van den dichter zelf over zijn stuk en de wijze van opvoering nagegaan. Zooals hij zegt, heeft zijn onderzoek niet heel veel opgeleverd, omdat Vondel zeer vaag in zijne indeeling van bedrijven en tooneelen is geweest. De reien hadden voor Vondel zoowel eene dra - matische als eene lyrische beteekenis, zoodat volgens den heer Diferee, met betrekking tot de eerste, de reien van Vondel wel dege - lijk behooren tot de handeling van het treur - spel. De rei moest evenwel niet worden gezegd maar gezongen. In het gemis aan daarvoor bepaaldelijk gecomponeerde muziek, behielp de dichter zich door de rei of het lied te dichten op een bestaande wijs. Dat ook Vondel dit deed, bewijst de heer Diferee door in zijn artikel te doen afdrukken een cliché van de muziek en den tekst van de rei van Klarissen, op de wijs van „Als ’t begint”, vermoedelijk een bekend liedje uit dien tijd. Diferee komt tot de slotsom dat de reien inden Gijsbrecht en in alle treurspelen van Vondel niet van de handeling behooren te worden gescheiden en, begeleid door zachte muziek, moeten worden gezongen, wil het vondeliaansche en mitsdien het klassiek karakter van dit en alle drama’s van Vondel worden bewaard. D. S. Troepen lichten en schepen huren te Amsterdam. Over dit onderwerp schrijft dr. P. Geyll inde Bijdragen voor v aderlandsche geschiedenis en oudheidkunde (vijfde reeks V, afl. 2/3). Op den avond van 1 Augustus 1645 stapte uit de boot van Harderwijk te Am - sterdam aan wal de heer Domenico Condulmer, enkele dagen te voren uit Munster vertrok - ken. De jonge man was secretaris van den Illustrissimo Alvise Contarini, gezant van Venetië op bet te Munster te openen vredes - congres. Zijn meester zond hem om een op - dracht van den Staat uitte voeren, te weten twaalf duchtige schepen te huren en twee regimenten voetvolk te doen lichten. Dat was waarlijk geen gemakkelijke taak. Er waren stellig schepen genoeg te huur, maarde hol - landsche schippers en kooplieden vormden een soort ring om den Venetiaan, die hem belette met een hunner afzonderlijk te onder - handelen. PieterTrip, uit het bekende geslacht, was inden regel de onderhandelaar. Na lange besprekingen kon Condulmer twaalf schepen huren op niet al te ongunstige voorwaarden. Met minder moeite kostte het bemannen der schepen en het lichten der soldaten. Dat laatste was een handelszaak als ieder ander; men kon daarvoor dan ook te Amsterdam terecht. Om tot een resultaat te komen, wa - ren ook hier langdurige onderhandelingen noodig, waarbij van weerszijden de volle ge - slepenheid van den zakenman tot uiting kwam. Ook deze werving gelukte ten slotte. 53