Tekstweergave van GA-1918_MB005_00059

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM LANGS DEN WEG Tentoonstelling betreffende onze grachten. - De tentoonstelling van teeke - ningen, prenten en photo’s uit den Historisch- Topografischen Atlas van de Stad Amsterdam die van 3—22 Juni in het Archiefgebouw aan den Amsteldijk en thans tot 14 Juli in het Stedelijk Museum te zien is, betreft de grootste en meest karakteristieke schoonheid van onze stad: de grachten. Om de artis - tieke wedergave van die schoonheid is het den samensteller, den heer Corn. J. Gimpel, natuurlijk niet te doen geweest. De opzet van de tentoonstelling is weder uitsluitend eene historische. En zoo laat men den bezoeker aan de hand van in waarde wel zeer uiteen - loopende documenten zien hoe ons Noordsch- Venetië langzamerhand geworden en helaas! verworden is. Hoeveel grachten er inden loop der tijden zijn gedempt, en hoeveel schil - derachtige schoonheid daardoor verloren is gegaan. Men vindt ter tentoonstelling dan ook evengoed de fraaie, origineele platte - gronden van Corn. Anthonisz en Pieter Bast (1544 en 1600) als de moderne prentbrief - kaart. Beide soorten van documenten hebben echter dit gemeen, dat er een stukje, vaak verdwenen stadsschoon, op is vastgelegd. De tentoonstelling is te onderscheiden in vier deelen: 1. de stad van de 14e en de 15e eeuw; 2. de vergrooting van 1593; 3. de vergrooting van 1612; 4. de vergrooting van 1658. Natuurlijk wordt de rij geopend met het Damrak, de bakermat van Arnsterdam’s grootheid. Een ets van Claes Jansz Visscher geeft het te zien in bet begin der 17e eeuw, toen de visschersschepen nog konden door - varen tot aan den Dam, om hun zilveren inhoud te lossen aan de Vischmarkt. „Die heerlijcke en welgheleghene Vismarckt met haer cierlijk ghebouw” was : recht op de sluys ghestellet, „Daer comeri an de booten wel ghelae’n. „Den visch siet men hier wonder ras afslaen „Denpalinghgaet men daer voor u ontvellen, „Siet, hoe dat schip van witte mossels hellet!” zooals de dichter schreef onder eene afbeel - ding van het gebouw. Ook uit den loop van de 19e eeuw zijn er afbeeldingen. Zij gunnen u een kijk vanaf de Oude Brug en vanaf de Papenbrug, naar de Dam-zijde, en inde richting van de Nieuwe Brug. Maar ook en dit karakteriseert deze ontbreekt niet een aquarel van J. M. A. Rieke (1896) zonder kunstwaarde, doch die van belang is. omdat er op voor - komt het Damrak als plantsoen, zooals wij het slechts korten tijd vóór den bouw van Berlage’s beurs gekend hebben, in al zijn troostelooze, saaie ledigheid en uitgestrektheid. Dan volgt het Rokin: het Rokin met de prachtige Beurs van Hendrick de Keyser, maar ook het Fokin met het onoogelijke drijvende badhuisje, zooals wij dat nog kort - geleden gekend hebben. Wat is er ook hier veel veranderd inden loop der tijden! Waar is de Nieuwe Zijds Kapel, waar de kerk het Duifje, waar het Heidelberger Vat ? Het Rokin-zèlf heeft zich nog altijd gehandhaafd. Maar hoe lang nog ? Dezer dagen is bekend geworden dat Publieke Werken den ver - keersweg hier ter plaatse wil verbreeden door aanplemping vaneen strook water tusschen Langebrugsteeg en Doelenstraat. En als per - spectief schijnt aan de afdeeling voor oogen te staan de algeheele demping van het Fokin eerste gedeelte. Trouwens, men weet, dat is al jaren lang hangende. In die richting heeft men al geruimen tijd gestuurd door stelselmatige verwaarloozing van het Rokin. Twintig en meer jaren heeft men het Rokin al aan zijn lot overgelaten, inde hoop dat eindelijk eene meerderheid zal worden ver - kregen die „de vuile moddersloot” wil op - ruimen. Zie hiervoor ter tentoonstelling de spotprent uit Neerland’s Weekblad van 1898. Het archief zélf stelt zich intusschen in deze geen partij, en het heeft daarom ook naast deze spotpret opgehangen een afschrik - wekkend toekomstbeeld van het levenlooze, vervelende Rokin na de demping, als de beweging, de schittering en de spiegeling van het water verdwenen zijn. Zoo wandelen wijde geheele oude stad door. Wij bezoeken het oude Spui met de Osjessluis, den Grimburgwal met het Oudezijds- Heerenlogement en de Grimnessesluis, waarvan de overblijfselen als dooreen wonder tot den huidigen dag zijn gespaard gebleven; de Don - kere Sluis met Nieuwekerk en voormalig postkantoor; den Nieuwe-Zijds Voorburgwal met de Bloemmarkt van de Weessluis gezien ; de Martelaarsgracht tijdens een overstrooming in 1775. en kort vóór de demping in 1884; den Kloveniersburgwal met het Trippenhuis (later het Hollandsch Museum en den Klove - niersburgwal bij het Rusland (links het loge - ment ’t Wapen van Amsterdam, thans de bijbelbinderij); den Singel met de appelmarkt ; den Singel met het stedelijk Gymnasium; de wallen bij de Heiligewegpoort vóór den aan - leg van de Heerengracht. Ook van den aan - leg van de Keizersgracht en het maken van een brug zijn wij getuigen en op de kruising van Keizers- en Reguliersgracht zien wij juist passeeren de booten die het borstbeeld van De Ruyter overbrengen (in 1819). Wij worden gevoerd voorbij de ingestorte brug over de Keizersgracht bij de Leidschegracht (11 Nov. 1894); wij worden er aan herinnerd dat de nu gedempte Lindengracht in 1886 het tooneel is geweest van het Palingoproer... Maar wij kunnen onmogelijk alles opnoemen wat hier te zien is. En wij raden daarom aan: ga zelf'eens zien. Het kost niets en het loont de moeite! D. K. 51