Tekstweergave van GA-1918_MB005_00056
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
tijd
weer
op
met
bokking,
De
ondernemend
-
sten
onder
hen
trokken
met
hun
kruiwagen
Duitschland
in;
tot
vóór
den
oorlog
zag
men
hun
nazaten
o.a.
in
Dusseldorf
en
herkende
er
hen
aan
den
uitroep:
„Bukking,
bukking!”
„Het
tafereel:
„Diaken
met
de
bus!”
heeft
nog
iets
uit
het
oud-amsterdamsche
leven.
Inde
gracht
ligt
een
waterhaler
of
water
-
schuit,
een
lange
schuit
met
groote
pomp,
om
het
water
waarmee
de
schuit
gevuld
en
dat
uit
de
Vecht
gehaald
was,
door
den
baas-waterhaler
tegen
een
cent
of
een
paar
centen
verkocht
te
worden
in
lange
smalle
emmers
of
vaatjes.
Bij
vriezend
weer
ging
dat
niet.
Daarom
staat
op
het
besneeuwde
tafereel
van
Allebé,
met
de
gracht
toe
van
-
wege
het
ijs,
de
waterbaas
niet
op
de
schuit.
In
dien
tijd
kon
men
nog
water
bij
de
melk
-
boeren
krijgen,
die
bijna
allen
in
kelders
woonden.
„Het
tweede
oud-amsterdamsche
tafereeltje
op
de
Allebé-tentoonstelling
is:
De
Water
-
en
Vuurkelder.
In
bijna
alle
buurten
van
oud-Amsterdamwas
een
water-
en
vuurkelder,
of
een
water-
en
vuurhuis.
Daar
konden
de
amsterdamsche
huismoeders
van
’s
morgens
heel
vroeg
tot
’s
avonds
heel
laat
kooltjes
vuur,
doove
kooien
en
een
ketel
warm
water
koopen.
Ook
was
het
de
gewoonte,
dat
zij,
die
voor
het
behoud
hunner
gezondheid
of
die
aan
borstkwalen
leden,
er
’s
avonds
een
blikken
bus,
gevuld
met
„heele
gort”,
om
welke
een
andere
bus
bijna
hermetisch
sloot,
lieten
overbrengen
inde
water-
en
vuur
-
nering,
om
er
in
het
groote
waterreservoir
of
inden
reusachtigen
ketel,
onder
-welken
nacht
en
dag
een
groot
turfvuur
gloeide,
in
te
laten
hangen,
om
de
verwarmde
bus
den
volgenden
morgen
terug
te
halen.
Dan
was
de
gort
goed
warm
en
„smeuig”
en
smeerde
de
borst”.
J.W.
E.
Jaarbeurs
1808
en
1809.
Den
zSsten
September
1809
werden
de
eereprijzen
voor
voorwerpen,
door
onderscheidene
kunstenaars
en
fabrikanten
ingezonden
op
dein
1808
en
1809
gehouden
tentoonstellingen
van
voort
-
brengselen
der
Volksvlijt,
door
den
Minister
van
Eeredienst
en
Binnenlandsche
Zaken
in
de
groote
zaal
van
het
Diaconie
Oude
Vrouwen
en
Mannenhuis
plechtig
uitgereikt.
Na
een
aanspraak
werden
de
toegekende
medailles
overhandigd,
vooreerst
aan
de
bekroonden
op
de
tentoonstelling
te
Utrecht,
in
1808
gehouden.
Door
het
meermalen
springen
van
den
stempel
der
medailles
was
de
uitdeeling
aan
die
inzenders,
welke
zich
in
1808
hadden
verdienstelijk
gemaakt,
tot
dezen
dag
uitge
-
steld
geworden.
Zoowel
op
de
gouden
als
op
de
zilveren
medailles
staat
aan
de
eene
zijde
het
wapen
van
Z.M.
den
Koning,
met
het
omschrift
„Bodewijk
Napoleon,
Koning
van
Holland,
Beschermer
der
Volksvlijt”,
en
op
de
keerzijde
een
sierlijke
krans,
waarin’de
naam
van
den
bekroonde
en
rondom
de
woorden
„Belooning
der
hollandsche
Nijver
-
heid”.
Op
de
lijst
der
bekroonden
vinden
wijde
volgende
amsterdamsche
firma’s
:
Wed.
J.
F.
Helb,
maroquin;
G.
Dommer
&
Comp.,
chemicaliën;
Dommer
&
Comp.,
porselein;
J,
la
Coste,
wed.
P.
van
Walré
&
Comp.,
zijden
en
fluweelen
stoffen;
D.
van
Lennep
Coster,
idem;
W.
H.
Voombergh,
bukking-baaijen;
A.
Ypelaar
&
Comp.,
microscopische
voorwerpen;
W.H.
Voombergh,
vilt-karsaai;
J.
M.
Kleman
&
Zn.,
mathe
-
matische,
physische
en
optische
instrumenten
;
Hendrik
Deekens,
leder;
W
Diemondt,
goud
en
zilver.
De
geheele
lijst
bevat
47
namen
,
als
laatste
komt
voor
de
13-jarige
G.
Haan
te
Hilversum,
die
een
gouden
horloge
ontving
ter
aanmoe
-
diging,
om
inde
bewerking
der
tapijten
zoo
voort
te
gaan,
als
hij
zich
tot
dusver
e
onder
-
scheiden
heeft.
Aldus
leest
men
inde
Kunst
-
en
Letterbode
van
1809
dl.
11.
P.
Rus.
Dank-
en
bededagen.
In
het
Maart
-
nummer
blz.
23
werd
gerefereerd,
wat
te
dezer
zake
door
den
heer
G.
D.
Bom
H.Gzn.
gepubliceerd
is
in
het
Amsterdamsche
predik
-
heurtenhlad.
Aan
zijn
artikel
beeft
hij
thans
toegevoegd
een
opgaaf
van
de
opbrengst
tusschen
1793
en
1842,
die
wisselde
tusschen
/
27779:i3:0
in
het
eerste
jaar
en
/
1279,35
in
1840,
Schrijver
gaat
daarbij
na,
welke
invloeden
van
algemeenen
staatkundigen
en
economischen
aard
van
beteekenis
kunnen
geweest
zijn
om
het
zich
openlijk
verootmoe
-
digen
inde
gereformeerde
kerken
aan
te
wakkeren
of
uitte
dooven
en
hij
besluit
zijn
studie
aan
het
einde
met
deze
woorden:
„Overzichtelijk
zien
wij
dus
met
begrijpelijke
jaloersheid
terug
op
den
meest
sympathieken
van
alle
biddagen,
die
van
1788,
toen
de
waar
-
heid
in
staat
en
kerk
weder
mocht
beleden
worden,
en
op
de
enorme
collecte
toen
ge
-
houden
tot
een
bedrag
van
/
28650,
dat
is
meer
dan
tw'ee
en
twintig
maal
het
bedxag
van
1840”.
Gouden
ambtsjubilea
van
hervormde
predikanten.
Naar
aanleiding
van
het
feit
dat
ds.
P.
J.
Romijn
8
Maart
1.1.
50
jaar
predikant
bij
de
w'as,
geeft
G.
D.
Bom
H.G.zn.
in
het
Amsterdamsche
predikbeurtenblad
de
namen
van
zijn
ambts
-
voorgangers
wien
datzelfde
voorrecht
te
beurt
viel.
Het
zijn
er
slechts
45
en
onder
hen
is
er
slechts
één,
n.
1.
ds.
E.
P.
G.
van
Essen,
die
later
7
Juli
1799
kon
herdenken,
dat
hij
50
jaar
predikant
te
Amsterdam
geweest
was.
ffDs.
Romijn
is
tevens
redacteur
van
het
Predikbeurtenblad.
J.
W.
E.
48