Tekstweergave van GA-1918_MB005_00054
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
van
velerlei
soort,
zoo
het
menschkundige:
„het
ongegunde
broodt
dat
word
het
meest
gegeten”.
Ovens
staan
natuurlijk
zeer
veel
op
gevelsteenen.
Veelvuldig
komt
voor
de
Gloeiende
Oven,
soms
met
een
voorstelling
van
het
bekende
Bijbelverhaal
van
de
drie
jongelingen
inden
brandenden
oven.
De
Roode
Oven,
en
zelfs
de
Gekroonde
Roode
Oven
kwam
voor,
ook
de
Vergulde
Oven,
de
Blauwe
Oven,
de
Groene
Oven
enz.
Natuurlijk
vinden
wij
ook
tal
van
bakkers
wier
gevelsteen
niets
met
hun
bedrijf
had
te
maken.
Omstreeks
1700
was
bij
den
bakker
inde
Koning
van
Engeland
bij
de
Braak
het
luifelschrift
te
lezen
:
Inde
Koning
van
Engeland,
leest
het
[vrij
overluit.
Men
verkoopter
goet
broot
en
bakt
[harde
beschuit.
Op
de
Lindengracht
las
men
op
een
luifel:
Misgunt
geen
Bakkerswinst,
gij
goede
[en
quade
lien
:
Sij
arbeiden
het
broot
met
lichaam,
voet
[en
knien.
Nog
stonden
overal
gevelsteenen,
die
met
het
bakkersbedrijf
verband
hielden,
zooals
de
Meelbaal,
d
eßuylkist
enz.
Dan
hadden
de
banketbakkers
natuurlijk
veelvuldig
gevel
-
steenen
en
uithangborden
in
verband
met
hun
bedrijf.
Amsterdammers
heeten
van
oudsher
„koeck-eters”,
waarlijk
niet
ten
onrechte.
Van
oudsher
was
het
sinterklaas
en
de
bagijnekoek
bekend,
ook
de
hijlikmaker,
die
inde
Schoutensteeg
werd
gebakken.
Behalve
de
Koekkebakker
komt
als
gevel
-
teen
voor
de
Koeketer
en
zelfs
de
Gekroonde
Koeketer,
ook
de
Krakeling
en
dan
de
Ge
-
kroonde
Krakeling,
het
gewone
bakkerswapen.
Nog
had
men
de
Drie
Banketschotels,
en
de
Gekroonde
Confituurschotel;
de
Witte
Olifant
was
een
gewoon
embleem
voor
een
banket
-
bakkerij
als
een
herinnering
aan
het
warme
land,
„daer
de
soete
suycker
wert
geteelt”.
Ook
de
Grauwe
Olifant
en
de
Jonge
Grauwe
Olifant
hingen
hier
en
daar
uit.
Ten
slotte
wordt
herinnerd
aan
de
wafelbakkerij,
die
in
Amsterdam
een
zekere
beroemdheid
bezat.
De
Slijkstraat
bestond
bijna
geheel
uit
wafel
-
bakkerij
en.
Daar
zag
men
dat
rijmpje:
Dit
is
inden
Manhaften
Zee-held
Jan
[van
Galen.
Hier
bakt
men
Wafelen,
al
zo
lecker
alsje
[in
de
Slijkstraat
kunt
halen.
Het
is
bekend,
dat
de
wafelbakkerij
en
dikwijls
heel
wat
minder
onschuldige
huizen
waren
dan
men
op
den
naam
zou
vertrouwen.
Ook
oliebakkerijen
waren
soms
verdacht.
H.
B.
Boltensgrachtje.
De
heer
dr.
M.
Boas
heeft
in
mijn
stukje
over
het
’s-Graven
-
hekje
(Schavenekje)
den
naam
Bolten
en
Zoon
gelezen
(n.
1.
uit
1793)
en
vraagt
of
hier
niet
tegelijk
de
naamgevers
van
het
nog
bestaande
Boltensgrachtje
te
voorschijn
komen
?
Neen,
maar
vermoedelijk
zijn
dit
wel
leden
van
dezelfde
familie,
die
er
pl.
m.
100
jaar
vroeger
den
naam
Boltensgrachtje
deden
ontstaan.
Van
Gelder
(
Amsterdamsche
straatnamen)
vond
in
1740
een
Trijntje
Bolten
vermeld,
wier
vader
Jasper
Bolten
vermoedelijk
de
huizen
aan
het
Boltens
-
grachtje
liet
bouwen.
Deze
Jasper
Bolten,
inde
wandeling
Jasper-buur
genoemd,
grof
-
en
ankersmid
in
het
Groene
Ancker
op
den
hoek
van
de
Oudeschans,
wordt,
met
zijn
nakomelingen
uitvoeriger
behandeld
in
Elias
Vroedschap
van
Amsterdam
II
1033—1035.
CoRN.
J.
G.
UIT
BOEK
EN
TIJDSCHRIFT
Het
venten
van
nieuwsbladen.
De
N.
Rott.
Crt.
van
26
Maart
j.l.
schrijft:
„Sinds
het
begin
van
den
oorlog
is,
in
verband
daarmede,
de
straatverkoop
van
nieuwsbladen
te
Amsterdam
sterk
toegenomen.
Op
alle
drukke
verkeerspunten
hebben
de
amsterdamsche
camelots
zich
genesteld
en
dag
in,
dag
uit
betrekken
zij
hun
vasten
post;
wél
een
bewijs,
dat
hun
handeltje
goed
gaat.
„Intusschen
meene
men
niet,
dat
dit
venten
van
nieuwsbladen
hier
ter
stede
een
uitvin
-
ding
is
van
dezen
tijd.
Volksblaadjes
zijn
hier
vroeger
veel
op
straat
verkocht.
Ouden
van
dagen,
zoo
schreef
mr.
W.
P.
Sautijn
Kluit
inde
Nederlandsche
Spectator
van
1877,
weten
nog
te
vertellen
van
de
nieuwpost
-
wijven,
die,
zooals
de
heer
Ter
Gouw
zegt,
evenals
de
spartaansche
koningen
en
de
raven
van
Wodan,
altijd
in
duplo
(waren),
één
aan
elke
zijde
der
straat,
om
beuitelings
't
woord
te
voeren,
en
op
een
eigenaardigen
dreun
het
nieuws
uitte
galmen.
Was
ergens
een
kluchtig
historietje
voorgevallen,
dan
kon
men
dit
door
deze
onverbiddelijke
schreeuwsters
(welke
evenals
de
gezegde
raven
Hugin
en
Munin
alles
verkondigden)
voor
de
deur
zelve
van
den
held
of
de
heldin
van
het
feit
hooren
uitbazuinen.
Ja,
ten
tijde
der
Republiek,
als
woeling
en
partijschap
de
stad
in
onrust
brachten,
vond
men
vaak
bij
deze
vrouwen
de
krachtigste
hulp
om
roervinken
tot
bedaren
te
brengen.
„Zoo
werden
te
Amsterdam
in
1748
de
Doelisten
„bespot
in
openbare
schimpschriften,
„die
men
voor
hunne
huizen
te
koop
liet
„schreeuwen,
zegt
Wagenaar,
’t
welk
hen
zoo
„bedeesd
maakte,
dat
zij
’t
hoofd
nauwelijks
„ter
deure
uitsteken
durfden”.
Zoo
strekten
toen
de
nieuwpostwij
ven
niet
alleen
tot
ver
-
maak,
maar
ook
tot
nut
van
’t
algemeen.
„Mr.
Sautijn
Kluit
meent,
dat
Ter
Gouw
in
deze
vrouwen
ten
onrechte
nieuwpost
-
wijven
inde
latere
beteekenis
van
het
woord
46