Tekstweergave van GA-1918_MB005_00051

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM werden wel gedaan, maar alles stuitte af op de kosten. Bij de stichting der Universiteit van Amsterdamwas op de door den voortgang der wetenschap noodzakelijke verbetering der universiteits-laboratoria niet gerekend. Ook thans nog is een aantal dezer werkplaatsen absoluut ongeschikt voor het practisch onder - wijs, hetwelk daarin behoort gegeven te worden. Zoo zou ook wel aan den Kloveniersburgwal alles bij het oude gebleven zijn, had zich niet van Indië uitgaande, de noodzakelijkheid vaneen betere, meer moderne met bacteriologie, protozoölogie en hygiëne rekenende bijzondere op - voeding van den a.s. tropenarts opgedrongen. C. Eykman’s onderzoek over beri-beri, de werkzaamheid van Grijns en Hulshoff Pol op dit gebied, maar vooral de zegenrijke invloed van de moderne geneeskunde, toegepast eerst door Schüfïner, later door hem met Kuenen, in Deli, vooral op de plantages der Senembah Tabak-Maatschappij, hebben de geesten wakker geschud. Reeds voorheen, inde slechte werkplaats drongen de a.s. tropenartsen op. In het rapport, hetwelk naar aanleiding van de bemoeiingen van de heeren Cremer en Hubrecht hierover werd uitgebracht konden de namen van 23 geneeskundigen worden opgegeven, die zich voor den dienst in Indië wilden voorbereiden en hulp zochten in het oude laboratorium, vooral sedert Van Loghem, ervaren door zijn verblijf in Deli, en later op Java voor de pestbestrijding, aan het hygiënische universiteits-laboratorium verbonden was. In 1910 was het rapport aan de vereeniging Koloniaal Instituut ingediend. Na de gebruike - lijke tegenwerking vonden de daarin belichaamde denkbeelden ingang: bijzon - der nadere opleiding van a.s. tropenartsen in methoden van onderzoek bij tropische ziekten ineen afzonderlijke, niet onder het universiteits-bestuur staande, onderwijs-inrichting te Amsterdam, verbonden met een nieuw universi - teits-laboratorium. Zoowel het bestuur van het Koloniaal Instituut als Curatoren der Universiteit, Burgemeester en Wethouders en Gemeenteraad werden het op verrassend spoedige wijze over deze zaak eens. Ook de comptabele quaestie (één derde der bouwkosten en der gemeenschappelijke uitgaven voor het Koloniaal Instituut) werd geregeld. In 1912 waren de plannen gereed gekomen door samenwerking van de directeuren der beide instituten. Saltet en Van Loghem, met den onderdirecteur van de afdeeling Publieke Werken W. J. de Groot en den architect J. Springer. Samen bezochten zij Hamburg, Berlijn, Parijs en Londen om in laboratoria, waarin soortgelijk werk verricht werd als men zich voorstelde in het nieuwe instituut te doen, de technische inrichting te leeren kennen. Veel behoefde er aan ons plan niet veranderd te worden, maar enkele ervaringen over vloeren, werktafels, vensters en verlichting kwamen ons toch ten nutte. Nadat het bestek was opgemaakt en de bouwprijs op / 3 2 5 000 was bepaald, volgde op 9 Maart 1914 de openbare aankondiging voor den onderbouw. Op 9 April van dat oorlogsjaar werd de eerste heipaal inden grond gedreven. De bovenbouw, aanbesteed in 1915, kon niet verrijzen; de aannemingssom overschreed ver de begrooting. Er werd toen in overleg met de afdeeling P. W. bezuinigd en de nieuwe gemeente-architect A. K. Hulshoff moest hiertoe de moeilijk bepaalbare veranderingen in het oude plan aan brengen. Op 1 November 1915 gelukte de nieuwe aanbesteding en in 1917 (en niet zooals boven de voordeur is aangegeven 1916) kwam alles zoover gereed, dat de beide instituten uit hun verouderde, wat het universiteits-laboratorium aangaat, of voorloopige verblijfplaats (Sarphatistraat 34) in Augustus het nieuwe gebouw konden betrekken. Het geheele gebouw maakt een aangenamen indruk. Het staat in het Ooster - park, bij boomen en grasvelden. Het heeft een open ruimte, waarin de dierenstal. 43