Tekstweergave van GA-1918_MB005_00050
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„Het
heeft
ons
leed
gedaan,
dat
in
sommige
aesthetische
kringen
ons
stand
-
punt
is
bestreden,
en
dat
het
genootschap
Architectura
et
Amicitia
gemeend
heeft
den
uitbouw
te
moeten
verdedigen,
evenals
dr.
Jan
Kalf
inden
Haagsche
Kunstkring.
Inde
vergadering
van
Architectura
werd
zelfs
beweerd
dat
door
het
ontwerp
ên
de
schoonheid
èn
de
historie
werd
gediend.
Volgens
het
verslag
dezer
vergadering
werd
daar
verklaard:
„Voor
een
ieder,
die
den
„Schreierstoren
en
zijn
omgeving
kent,
is
deze
als
domineerend
bedoelde
massa
„niets
meer
dan
een
uit
de
schaal
der
omgeving
vallende
bouw.
Zijn
historische
„werking
was
als
de
opgeheven
vuist
tegen
het
kwaad,
dat
vanuit
de
Zuider
-
zee
zou
kunnen
opdoemen....,
en
nu
zal
juist
de
gevoelige
overgang
van
den
„nieuwen,
laag-gehouden
aanbouw,
het
plompzware
en
het
zoo
hulpeloos
alleen
„staan
van
dezen
toren
wegnemen.
Het
zal
de
illusie
van
de
geschiedenis
doen
„herleven,
het
effect
van
dien
opgeheven
vuist
doen
terugkeeren
en
den
toren
„wederom
plaatsen
ineen
maat
van
verhoudingen,
meer
dan
zij
nu
is”.
„Wat
van
dergelijke
orakeltaal
te
zeggen?
Inderdaad
heeft
de
Scheierstoren
vroeger
deel
uitgemaakt
van
de
bemuring
der
stad
en
stond
hij
oorspronkelijk
niet
op
zich
zelf.
Te
beweren
dat
het
ontworpen
gebouwtje,
bestemd
voor
een
paar
wachtlocalen
en
eenige
behoorlijk
ingerichte
privaten,
het
effect
van
den
verdwenen
stadsmuur
zou
kunnen
doen
terugkeeren,
dat
lijkt
ons
eenvoudig
belachelijk!
Zoo
kan
men
alles
goed
praten.
Dr.
Jan
Kalf
verdedigde,
blijkens
het
verslag
zijner
rede
inde
dagbladen,
den
bijbouw
als
een
„conserveeren”,
als
een
geneeswijze
om
een
monument
in
het
leven
te
houden,
terwijl
volgens
hem
het
oude
restaureeren
een
vivisectie
genoemd
moet
worden,
waaraan
de
monumenten
ten
gronde
gingen.
Wij
erkennen
gaarne
dat
dit
oude
restauratie
-
idee
dikwijls
verkeerd
is
toegepast,
doch
herstellen
van
den
Scheierstoren
in
zijn
vroegeren
staat,
door
het
weder
aanbrengen
van
dein
de
achttiende
eeuw
helaas
verwijderde
kanteelen,
zou
toch
zeker
geen
vivisectie
zijn,
maarde
thans
be
-
staande
verminking
doen
verdwijnen.
De
door
dr.
Jan
Kalf
gehuldigde
theorie
leidt
tot
een
hoogst
subjectieve
manier
van
„bewaren”,
en
kan
aanleiding
geven
tot
allerlei
willekeurig
geknutsel.
Ten
slotte
moet
er
met
allen
nadruk
op
ge
-
wezen
worden,
dat
de
verdedigers
der
gelukkig
afgewende
plannen
allen
zorg
-
vuldig
hebben
gezwegen
over
de
verandering,
die
het
stadsbeeld
inde
omgeving
van
den
toren
door
den
aanbouw
zou
ondergaan.
Alles
samengenomen
blijft
onze
leuze:
„verander
aan
oude
monumenten
zoo
weinig
mogelijk!”
HET
UNIVERSITEITS-LABORATORIUM
VOOR
DE
GEZONDHEIDSLEER,
VERBONDEN
MET
HET
INSTITUUT
VOOR
TROPISCHE
HY
-
GIËNE,
AFDEELING
VAN
HET
KOLONIAAL
INSTI
-
TUUT,
IN
HET
OOSTERPARK
Het
laboratorium
voor
de
gezondheidsleer
aan
den
Kloveniersburgwal
in
het
begin
der
tachtiger
jaren
gebouwd
en
door
mijn
voorganger
J.
Forster
betrokken,
voldeed
al
van
den
aanvang
af
niet
aan
matige
eischen.
De
toen
recente,
en
door
Robert
Koch’s
onderzoekingen
binnen
ieders
jbereik
geraakte
bacteriologie
noopte
meer
en
meerde
studenten
tot
practisch
werk.
Daaraan
kon
het
voor
een
voordracht
van
veertig
toehoorders
en
het
voorbereiden
van
college-proeven
geschikte
laboratorium
niet
voldoen.
De
verkeerde
toestand,
die
iedereen
tot
last
[en
behelpen
dwong,
bleef
meer
dan
dertig
jaren
zooals
die
was,
afgezien
vaneen
geringe
uitbreiding
doordat
een
deel
van
de
woning
van
den
gasthuis
-
apotheker
bij
de
onderwijsinrichting
werd
gevoegd.
Pogingen
tot
verbetering
42