Tekstweergave van GA-1918_MB005_00043

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM REMBRANDTHUIS ~Ineen der hoogst gelegen gedeelten van het schoone Kennemerland” wenschte Willem Hutschenruyter in 1908 een Beethovenhuis te stichten, een ideëelen muziektempel, door Berlage ontworpen, en uitsluitend gewijd aan een even ideëele uitvoering van Beethoven’s werken, van zijn Missa Solemnis tot aan zijn kamermuziek, elk ineen voor hun bizonder karakter passende omgeving. Dit schitterende en met veel kennis van zaken uitgewerkte plan heeft echter geen verwerkelijking gevonden, omdat de gedachte, hoe schoon ook op zich zelf, de kiem der mislukking in zich droeg. Welke reden toch zou er zijn, indien men voor Beethoven’s oeuvre een ideëel heem wilde bouwen, dit te doen in de duinen van Holland ? Van Beethoven is, ondanks den hollandschen klank van zijn naam, geenszins een Hollander, en zoo den grooten kunstenaar dus een tempel gesticht wordt, geschiede dit nabij de plek, waar hij leefde en werkte en waar het stads- en landschapsdécor, waar lucht, licht en leven nog immer kunnen medewerken, om stemming en bouw van zijn kunstarbeid nader te brengen aan ons begrip en ons gevoel; indien Nederland tempels wil stichten zal het ook aan Kinder unsrer Sonnen het schoone en goede bedoelen kunnen besteden, dat men aan den grooten Duitscher had toegedacht. Mag voor een zeer expressieve en directe kunst als de muziek de omgeving, waarin ze gereproduceerd vrordt, reeds van belang worden geacht: in nog veel sterker mate is de omgeving van belang bij de expositie van schilderkunst. Een schilderij vaneen groot, bezield kunstenaar is gegroeid in het milieu waar het ontstond; kleur en belichting ontleenen hun qualiteiten aan plaatselijke en atmosferische omstandigheden; voorstelling, groepeering houden verband met locale en volkseigenaardigheden en zijn soms in samenhang daarmee slechts ten volle te waardeeren en te verstaan; en bovendien leeft in eiken grooten kunstenaar door zijn persoonlijkheid, die een deel van zijn volk is, de kern zijner nationaliteit. Er is dus ten slotte slechts één plaatste bedenken, waar een groot werk van schilderkunst zijn ziel en leven onverzwakt kan handhaven, n.l. die, waarin het gedacht werd, groeide en zich bevestigde, en waaruit zich zijn innerlijk wezen en zijn beteekenis verklaart en verheldert. Slechts Italië kan Botticelli, Rafael en Michel Angelo in volle kracht doen opleven; in Spanje alleen ziel men (inden vollen zin des woords) Murillo en Velasquez; voor Memlinc, Van Dijck en Rubens kan men Vlaanderen amper ontberen; en hoeveel inniger nog is het verband tusschen Rembrandt van Rijn en zijn mooi oud Amsterdam. Niettemin huisvest de stad, waar de groote amsterdamsche schilder het beste deel van zijn leven arbeidend en scheppend doorbracht. (1631-1669), slechts een klein aantal schilderijen van hem, n.l. acht in het Rijksmuseum, (waarvan een als bruikleen) en vier in particulier bezit, (collectie Six.) Dat is een gering aantal, al behooren er van deze 12 ook minstens vijf tot zijn allergrootste en schoonste werk. In aantal overtreft het bezit van ’s-Gravenhage verreweg het amsterdamsche. Mauritshuis en collectie Bredius 1 bogen op een totaal van 17 werken (voor het meerendeel particulier eigendom van dr. A. B.) en inde ver - zameling Hofstede de Groot zijn er twee. Verder treft men in Nederland nog schilderijen van Rembrandt aan bij Aug. Jansen te Bergen (N.H.), dezer dagen overleden (2), bij baron Harinxma thoe Slooten te Beetsterzwaag (1); Museum Boymans te Rotterdam (1); Stedelijk Museum te Leiden (1); M. F. Onnes van 1 Ik ontleen de hier volgende opgaven aan het Beschreibendes Verzeichniss der Werke der hervorragendsten hollündischen Maler des XVIIen Jahrhunderts door C. Hofstede de Groot, deel VI. 35