Tekstweergave van GA-1918_MB005_00013
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
meester),
dat
van
het
hoofd
van
het
vak
van
scheepsbouw
(vroeger
constructeur
en
hoofdingenieur
der
marine
te
Amsterdam)
en
dat
van
den
magazijnmeester
van
kleeding
en
levensmiddelen.
Daarvan
zijn
thans
be
-
schreven
de
briefboeken,
ingekomen
brieven
en
rapporten
van
het
hoofd
van
het
vak
van
uitrusting,
de
briefboeken,
ingekomen
brieven
en
orders
van
het
hoofd
van
het
vak
van
scheepsbouw
en
de
verbalen
van
den
direc
-
teur
en
commandant.
Deze
verbalen,
in
losse
stukken
bewaard
en
tezamen
meer
dan
900
lijvige
pakken
uitmakende,
zijn
stuk
voor
stuk
nagegaan,
daar
al
spoedig
gebleken
was,
dat
vele
stukken
in
andere
pakken
waren
terecht
gekomen
dan
in
die,
waarin
zij
behoorden:
een
uiterst
tijdroovend
werk,
dat
eenige
maanden
heeft
geduurd.
Het
ge
-
volg
is
geweest,
dat
de
regeling
van
het
marinewerfarchief
niet
ten
einde
kon
worden
gebracht.
Zij
zal
nog
geruimen
tijd
in
be
-
slag
nemen.
H.
B.
Profiel
van
Amsterdam.
Een
profiel
op
Amsterdam
van
de
Volewijkslanden
ge
-
nomen,
gewasschen
penteekening
door
Dam
-
hert
Doomer,
omstreeks
1670,
in
bezit
van
dr.
C.
Hofstede
de
Groot,
’s-Gravenhage,
is
af
geheeld
in
Der
Cicerone
Juni
1917,
209.
J.
W.
E.
Velserend.
In
1681
kocht
Breghje
Hooft,
weduwe
van
Harmen
van
de
Poll,
secretaris
van
Amsterdam,
de
buitenplaats
Velserend
boven
Haarlem,
Daarmede
ging
de
plaats
van
haarlemsch
in
amsterdamsch
bezit
over.
Zeventig
jaar
bleef
zij
dat;
eigenaars
waren
mr.
Elbert
Graafland
(1729—1733)
en
Pierre
d’Escorbiae
de
St.
Géne
(1734
—1751).
Na
een
interregnum
vaneen
paar
garenbleekers
(1751
—1762),
kwam
de
hofstede
opnieuw
aan
een
Amsterdammer:
Frederik
Berewout
(1762),
na
wiens
dood
het
buiten,
zeker
tot
na
1811,
in
zijn
familie
is
gebleven.
Éen
en
ander
ver
-
telt
de
heer
J.
F.
L.
de
Balbian
Verster
in
een
met
prenten
verlucht
artikel
over
deze
tegenwoordige
uitspanning
in
Elsevier’s
ge
-
ïllustreerd
Maandschrift
van
November.
J.
W.
E.
Oude
teekeningen
van
Amsterdam.
—-
De
Maatschappij
tot
Bevordering
der
Bouw
-
kunst
heeft
een
20-tal
reproducties
he
t
licht
doen
zien
van
waterverfteekeningen
van
den
iBde-eeuwschen
schilder
H.
P.
Schouten.
In
deze
belangrijke
verzameling
vinden
we
af
-
beeldingen
van
het
fraaie
poortje
van
het
voormalige
Dolhuis;
vaneen
thans
ver
-
dwenen
poortje
in
het
Klooster;
van
den
in
-
gang
van
de
Bank
van
Leening;
van
de
vroegere
St.
Pieterspoort;
van
de
vischpoortjes
op
den
Dam
en
vaneen
der
toegangen
tot
de
gesloopte
N.
Z.
Kapel.
Voorts
gezichten
van
den
Dam,
het
Rokin,
achter
de
Nieuwe
Kerk,
het
Gasthuishofje,
de
Nieuwmarkt,
het
Leidscheplein,
de
Grimburgwal
en
het
’s-Gra
-
velandsche
Veer,
enz.
Alles
is
minutieus
be
-
handeld
en
fraai
gestoffeerd.
Corn.
J.
Gimpel
gaf
bij
elk
dezer
prenten
eene
korte
toelichting,
waardoor
de
lezer,
of
liever
kijker,
zich
beter
kan
oriënteeren.
Ge
-
lijk
wij
dat
van
dezen
kenner
van
oud-Am
-
sterdam-in-prent
mochten
verwachten,
vestigt
hij
op
menige
aardige
bijzonderheid
de
aan
-
dacht.
Bij
plaat
19,
eender
beide
gezichten
op
den
Grimburgwal,
had
de
toelichting,
met
het
oog
op
de
groote
verandering
die
deze
plek
heeft
ondergaan,
iets
uitvoeriger
kun
-
nen
zijn.
Het
geheel
doet
aangenaam
aan.
Wij
be
-
velen
de
uitgave
gaarne
inde
belangstelling
onzer
leden
aan.
Joh.
C.
B.
Groeneveld.
In
Buiten
van
8
Decem
-
ber
schrijft
C.
H.
van
Gendt
over
het
land
-
goed
Groeneveld
aan
den
Amsterdamschen
Straatweg
tusschen
Soestdijk
en
Eemnes.
Het
werd
in
1746
bezongen
ineen
hofdicht
door
Jan
de
Harre,
toen
Pieter
Cornelis
Hasselaer,
de
amsterdamsche
patriciër,
het
tot
zijn
bui
-
tenplaats
had.
Het
oude
kasteel
is
in
1811
gesloopt.
Het
goed
diende
in
1840
aan
Jacob
van
Lennep
tot
voorbeeld,
als
zijn
Guldenhof,
in
Ferdinand
Huyck.
Het
koepeltje
aan
den
weg,
waar
zich
de
ontmoeting
tusschen
Fer
-
dinand
en
Henriette
Blaeck
heeft
afgespeeld,
wordt
in
die
buurt
naar
dien
romanheld
genoemd.
J-
W.
E.
Guntersxein.
Het
jongste
jaarboekje
(1917)
van
het
oudheidkundig
genootschap
Niftarlake
bevat
slechts
een
enkele
bijdrage,
waarbij
de
amsterdamsche
geschiedenis
be
-
lang
heeft,
nl.
de
studie
van
ds.
J.
W.
Ver
-
burgt
over
de
ridderhofstad
Gunterstein
te
Breukelen.
In
1711
was
het
goed
in
eigen
-
dom
1
ekomen
van
Marie
de
Bordes,
gehuwd
met
mr.
Ferdinand
van
Collen,
van
1709
—
1719
hoofdschout
van
Amsterdam,
later
drie
keer
Burgemeester.
Uit
erkentelijkheid
van
zijn
groote
verdienste
plaatste
de
stad
Am
-
sterdam,
na
zijn
overlijden
(1735)
een
gedenk
-
naald
in
het
park
van
Gunterstein,
welke
daar
nog
staat.
J.
W.
E.
UIT
BOEK
EN
TIJDSCHRIFT
Hei
negenïiende-eeuwsche
Amsterdam.
De
rede,
waarmede
dr.
M.
G.
de
Boer
zijn
colleges
over
Amsterdam’s
economische
ge
-
schiedenis
na
1813
opende,
is
verschenen
in
het
Tijdschrift
voor
geschiedenis,
land-
envol
-
kerenkunde,
onder
den
titel:
Onze
kennis
van
Amsterdams
negentiende-eeuwsche
geschiede
-
nis.
Dr.
de
Boer
wijst
er
op,
dat
die
kennis
zeer
onvolledig
en
fragmentarisch
is,
in
scherpe
tegenstelling
tot
onze
kennis
van
vroegere
eeuwen.
Na
Van
de
Vijver
is
geen
samen-
5