Tekstweergave van GA-1918_JB016_00226
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
mond
samen
met
ingehouden
schrik
en
ontzetting.
Op
de
Haarlemsche
repliek
staart
zij
naar
boven,
ineen
theatrale
houding
de
handen
opheffend.
Ofschoon
deze
copie
ook
tot
de
16e
eeuw
gerekend
moet
worden,
geeft
het
werk
nog
in
zóóveel
andere
bijzonderheden
het
bewijs
van
de
zwakheid
en
de
afwijs
kende
eigen
opvatting
van
den
schilder,
dat
zij
bezwaarlijk
uit
Scorels
atelier
afkomstig
kan
worden
geacht.
Toch
is
deze
repliek
nog
in
één
opzicht
heel
merkwaardig,
en
wel
omdat
zij
waarschijnlijk
de
grootte
aangeeft
van
Scorels
oorspronkelijke
Calvarieberg,
die
in
1566
vernield
werd,
en
waarnaar
zij
gecos
pieerd
is.
Dit
stuk
meet
M.
1.66
inde
hoogte
en
M.
1.46
inde
breedte,
een
formaat
dat
volkomen
past
voor
een
paneel
vaneen
hoogaltaar.
Het
ontwerp
in
het
Begijnhof
meet
slechts,
hoog
M.
0.97
breed
M.
0.76.
Scorels
Calvarieberg
moet
als
kunststuk
zeer
de
aandacht
hebben
getrokken,
misschien
ook
wel
door
de
opspraak
wegens
het
voltooien
van
de
deuren
door
Heemskerk
met
afwijking
van
Scorels
ontwerp,
en
de
niet
uitgevoerde
naakts
figuren.
Het
is
dan
ook
niet
te
verwonderen,
dat
andere
kerken
en
ook
kunst*
liefhebbers
copiëen
ervan
wenschten
te
bezitten.
Zoo
is
ontstaan
de
repliek
B,
die
uit
Den
Haag
atkomstig
is,
1
zoo
is
ook
vervaardigd
de
repliek
C
van
den
heer
Komter,
welk
stuk
ik
ongetwijfeld
houd
voor
het
door
Van
Mander
vermelde
tafereel
naar
Scorels
inventie,
en
voor
een
copie
die
den
Meester
zeer
nabij
staat,
ja,
waarin,
naar
mijn
oordeel
zijn
hand
niet
te
ont*
kennen
valt.
De
eigenaar
gaf
toestemming
tot
het
reproduceeren
van
zijn
schilderij
bij
deze
studie,
wat
zij
ten
volle
verdient,
als
een
nog
onbekend
kunststuk
van
den
Meester.
Ik
ben
inde
gelegenheid
geweest
de
beide
schilderijen
A
en
C
naast
elkan*
der
te
vergelijken,
wat
mij
aanleiding
geeft
te
wijzen
op
enkele
belangrijke
verschillen
inde
beide
paneelen,
die
sterk
pleiten
ten
gunste
van
C
als
nauw
verwant
aan
Scorels
penseel.
Als
een
opmerkelijke
bijzonderheid
valt
terstond
in
het
oog,
dat
de
fijne
halsdoek
van
Maria
Magdalena
op
C
meerden
boezem
bedekt
dan
op
A,
zonder
dat
aan
een
latere
overschildering
gedacht
kan
worden.
Valt
hieruit
niet
af
te
leiden
dat
de
schilder,
door
de
ervaring
opgedaan
met
zijn
ontwerp
(A)
voorzichtig
geworden,
allen
aanstoot
heeft
willen
vermijden,
wellicht
ook
ten
gelieve
van
den
kunstliefhebber,
die
hem
de
opdracht
gegeven
had?
1
Van
het
R.
K.
Parochiaal
Armbestuur.
188