Tekstweergave van GA-1918_JB016_00225

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
zij nu ook door schilderijen veredeld worden, en aldus zoo bijzonder worden verheerlijkt en gevierd: de schaamtelooze Laïdes, de volborstige Spalalae; vers wijfde tooneeft voorstellingen, onwelvoegelijke dansen, zinnelijke omarmingen, en de hoogst onzedelijke baden. En daarmede nu versieren sommige Christenen hunne vertrekken, om die schilderijen te bewonderen in plaats van de aft beddingen der heiligen”. 1 Is het, na de lezing van Alardus’ waarschuwing, ook tegen de naaktschilderijen, niet volkomen begrijpelijk, dat de Kerkmeesters van de OudesKerk de deuren, die Scorel voor zijn Calvarieberg ontworpen had, niet konden goedkeuren noch aanvaarden, en liever voorloopig alleen het middenpaneel op het hoogaltaar plaatsten, dan te dulden, dat de beide naaktfiguren, gesteld op deze heilige plaats, hoog en van verre zichtbaar als de deuren gesloten waren, de oogen der geloovigen zouden bekoren door hun schoone en aantrekkelijke vormen? Aan Maarten van Heemskerk werd opgedragen den triptiek te voltooien, van binnen op de deuren met dezelfde voorstellingen als Scorel had ontworpen, maar „van buyten coperich uyt den ghelen”; dus vermoedelijk gaven de buitendeuren figuren te zien (wellicht ook Adam en Eva), maar voorgesteld als koperen reliefs, waarin Heemskerk uitmuntte blijkens het schilderij in grauw relief, dat van hem in het Frans Hals*Museum bewaard wordt, en dat afkomstig is uit Delft. 2 Scorels ontwerp in ’t klein zal dus door Kerkmeesteren behouden zijn en is wellicht, doordat het inde sacristie verborgen werd gehouden, aan de verwoesting ontkomen en later, als afkomstig uit de bewaard geworden. Nu aan de Begijnhoftriptiek zijn juiste plaats is aangewezen in het werk van Scorel, moet ook het ontstaan der twee andere replieken B en C verklaard worden. De repliek B, die in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem bewaard wordt, acht ik zóóverre af te staan van het werk van Scorel, dat zij in geen geval in aanmerking kan komen voor het andere „tafereel van Schoorels inventie,” door Van Mander vermeld. Van de belangrijke afwijkingen, die deze schilderij vertoont van Scorels ontwerp in het Begijnhof vermeld ik alleen de slecht begrepen wijziging van houding en gebaar der eene vrouw, die onder het kruis, en het dichtst er bij staat. Bij Scorel knijpt zij de handen voor den 1 Zie onder de aanteekening 111. Deze woorden passen ook volkomen op onzen tijd 2 Volgens Van Mander vormde dit ook de achterzijde vaneen altaarstuk. 187