Tekstweergave van GA-1918_JB016_00067

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
neeringe van timmer* ende brauwerven veel te enghe was, ende dat oversulcx tot conservatie van deselve neeringe de voorsz. grafte nootelijck diende gewijt”. We hebben reeds vernomen, dat de oorspronkelijk geraamde breedte van 350 voeten belangrijk verminderd had moeten worden; nu besloot men weer dat de gracht zou worden „gewijt ende uutgesteecken aen de zyde van Marckum Op 29 December werd dit nader bepaald op eene verwijding van „60 voeten aen ’t noortoosteyndt ende 90 voeten ofte daeromtrent aen t zuydtwesteyndt . Men besloot ook, dat „de zuydtoosterstraet op Marcken naegelaten ende gevought sal worden aen de voorsz. achtererven van Marcken. Zoo is Marken smaller geworden dan volgens het eerste plan, en heeft net maar één straat gekregen in plaats van twee. In het volgende jaar (1595) vinden wede werkzaamheden aan het zuiden lijker gelegen terrein in gang. In Juni (Resol. 29 Juni en 3 Juli) wordt „by d’eygenaers van de erven gelegen buyten St. Anthonispoorte binnen sdijcx omtrent de siecken groote instantie gedaen ten eynde tot royinge ende aff* steeckinge van de voorsz. erven mochte werden geprocedeert”. Er wordt „geexhi* beert seeckere caerte ofte besteck” en de royinge wordt vastgesteld. Ook van het Leprooshuis zelf zal „een partye afgeroyt moeten worden”, zoodat men besluit te „dispicieren seeckere plaetse buyten dese stad, alwaer ’t voorsz. Leprooshuys bequaemelick gehouden ende verleyt zoude mogen werden”. (Res. 9 Aug. 1595). Tot dezen maatregel is het niet gekomen; het huis is binnen de stad gebleven. Ten zuiden van het Leprozenhuis was een breed watervlak binnen den nieuwen wal gekomen, dat nu tot land gemaakt en voor bebouwing beschik* baar gesteld zou worden. De uitvoering van dit plan werd ook nog in 1595 ter hand genomen. Den 13 den November kwam bij de vroedschap ter tafel „seeckere caerte ofte besteck by Frans Heyndricxz. fabrijckmr. overgelevert, beroerende de royinge van de erven gelegen buyten St. Anthonispoorte binnen ’sdijcks, mitsgaders de aenlandinge van den Amstel”. Men besloot er, ter „be* quamer ende gelegener tijt van stads wegen” toe over te gaan. Reeds op 20 November achtte men dien tijd gekomen, „alsoe d’selve aenlandinge met cleyne costen sal kunnen geschieden, ende datter alreede een goede partye rijs, ende maskens van zeven palmen gecoft zijn, tot de eerste geraemde sinckinge ende aenlandinge van den Aemstel te gebruycken . Mede zou er voor dienen „het stroo ende vuylnis gebracht werdende op de wallen”. De 29