Tekstweergave van GA-1918_JB016_00059
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
trent
tlant
daer
die
schoenmakers
hun
cuypen
hebben
gestelt”.
Op
de
kaart
zien
we
dat
zij
is
doorgetrokken
tot
de
tegenwoordige
Beulingsloot,
waarmee
ze
weer
op
den
Singel
uitkwam;
deze
sloot
heette
oudtijds
naar
het
leerbedrijf,
waarop
ook
de
woorden
der
resolutie
wijzen,
de
Looierssloot.
Meer
nog
dan
de
Vroedschapsresoluties
geven
ons
de
rekeningen
een
in*
zicht
in
het
krachtig
voortgaande
werk
van
den
stadsuitleg
inde
jaren
1586
en
1587.
Het
is
Meester
Joost
Jansz.
die
als
landmeter
telkens
weer
nieuwe
betalingen
krijgt
voor
opmeting
en
karteering
van
die
strook
land
tusschen
Haarlemmerpoort
en
Reguliersdijk.
Over
1586
vinden
we
drie
betalingen:
eerst
58
gulden
en
10
stuivers
„over
sijn
moyten
ende
arbeytsloon,
soe
hy
verdient
heeft
int
meten
vant
landt,
beworpen
met
het
fort
ende
daer
buyten
tot
over
die
Cingel,
mitsgaeders
over
tmaicken
van
twee
ofte
drie
caerten
met
noch
een
groote
generale
caerte
van
den
Haerlemmerdijck
tot
Benningsloot,
daerover
hy
gevaceert
heeft
39
daegen,
tot
30
stuvers
sdaechs”.
Daarna
een
post
van
33
gulden
voor
„tmeten
ende
royen
vande
erfven
ende
huysen
van
den
Haerlemmerdijck
tot
Benningsloot
toe,
mitsgaeders
voort
mae*
ken
vande
chaerte
van
sekere
huysen
ende
erfven”;
en
nog
weer
62
gulden
10
stuivers
„over
39
daegen
vacatiën,
die
hy
gebesongeert
heeft
mitten
heren
gecommitteerden
opte
erfven
buyten
die
Haerlemmer
ende
Jan
Roden
poort,
tot
30
stuvers
sdaechs,
daerinne
gereeckent
4
gulden
voor
besoinge
met
sijn
knecht
gedaen
tot
synen
huyse”.
En
in
1587
ging
het
verder.
„62
gulden
3
stuvers
8
penningen
over
sijn
moyten
ende
arbeytsloon,
gedaen
ende
gehadt
int
meten
van
alle
het
landt
ofte
weren,
beginnende
van
Benningensloot
suydtwerts
op
tot
an
den
Regu*
liersdijck,
soe
verre
als
het
fort
met
die
Cingel
streckende
es,
mitsgaeders
alle
die
landen
ofte
weren
binnen
tfort
tot
aen
de
oude
stadts
Cingel,
ende
voorts
die
weren
neffens
die
Reguliersdijck
tot
after
aen
de
huysen,
mits*
gaeders
voor
tmaecken
vaneen
groote
caerte
van
deselve
landen
.
.
.”
Dan
15
gulden
„over
tmaecken
vaneen
nyeuwe
caerte
vande
erfven
leggende
tusschen
den
Haerlemmerdijck
ende
Benningsloot,
by
deser
stede
an
haer
ge*
nomen
ende
gecoft”.
Voorts
32
gulden
over
14
dagen
„besoingens
...
int
versteecken
van
de
paelkens
van
de
Haerlemmerpoort
tot
Benningsloot,
mits*
gaeders
het
besichtigen
van
den
St.
Anthonisdijck,
caerten
daervan
te
maecken
ende
anders,
daerinne
gereeckent
elff
gulden
voor
tmaecken
ende
offsetten
van
de
patronen,
mitsgaeders
2
gulden
voor
douck,
by
hem
gelevert
tot
be*
21