Tekstweergave van GA-1918_JB016_00056
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
„Op
den
lesten
Mey
1586
hebben
mynen
heren
de
Burgermeesteren
metten
36
Raeden
geresolveert
dat
men
terstont
van
de
Haerlemmerpoort
binnen
tfort
zall
doen
graven
een
gracht
zuytwaert
op
zoe
verre
die
fortificatie
jegenwoors
dich
Street
dicht
aen
tretret
van
de
wall.
Ende
dat
binnen
tfort
een
burchs
wall
voor
van
veertich
voeten
ende
achter
een
burchwall
van
dertich
voeten
geordonneert
zall
worden”.
„Ten
zelffden
dage
es
by
den
Burgermeesteren
ende
36
Raeden
geresolveert
dat
men
een
project
zall
doen
maecken
van
de
straten
ende
timmeraige
van
de
Lastaige
ende
dat
gedaen
zijnde
daerop
nemen
als
dan
resolutie”.
Men
vatte
dus
de
plannen
gelijktijdig
aan
voor
de
oostelijke
en
de
westelijke
bebouwing.
Aan
de
westzijde
was
de
zaak
eenvoudig;
evenwijdig
aan
den
Sipgel
werd
langs
den
wal
een
gracht
ontworpen,
die
later
zeer
verbreed
is
en
als
de
Heerengracht
een
van
de
voornaamste
wijken
van
de
stad
is
ges
worden.
Voorloopig
liep
deze
gracht
nog
maar
zoover
de
fortificatie
strekte,
dus
van
de
Brouwersgracht
tot
de
Warmoesgracht.
De
burgwal,
de
straat
er
langs,
kreeg
een
breedte
van
30
voeten,
de
burgwal
aan
de
voorzijde
van
dezelfde
lange
smalle
strook
grond,
dus
aan
de
westzijde
van
den
Singel,
werd
40
voeten
breed.
Grooter
dan
in
deze
nieuwe
wijk
was
de
aandrang
om
te
bouwen
op
de
Lastage.
Daar
waren
ook
de
omstandigheden
anders;
vele
eigenaars
waren
in
hun
bezit
gebleven,
en
inderdaad
had
deze
wijk
al
bewoners,
zelfs
al
een
straat,
al
mochten
er
geene
steenen
gebouwen
staan.
Den
eersten
Juli
„is
den
36
Raeden
by
mynen
heren
de
Burgermeesteren
voorgehouden,
hoe
dat
die
ges
erffden
op
de
Lastaige
hen
dagelixs
moyelick
vallen
omme
te
hebben
ordonnantie
waer
naer
zy
hen
zullen
hebben
te
reguleren
int
timmeren
op
de
Lastaige,
op
wat
royenge
van
straten,
wateren
ende
burchwallen”.
De
zaak
werd
eenige
dagen
in
delibera
gesteld,
en
daarna
geresolveerd,
„datmen
die
geerlfden
van
de
Lastaige
zall
toelaten
te
timmeren
zoo
hooghe
ende
laghe
alst
hen
goetdunct,
ende
dat
alles
met
steenen
gevelen,
steenen
wanden
ende
harde
daecken,
ende
dat
tgetimmert
aldaer
jegenwoordich
staende
alsulcx
oick
zall
worden
hermaect
ende
op
sulcke
royenge
van
straeten,
wateren
ende
wallen
als
mynen
heren
alsnoch
finalick
zullen
arresteren,
ende
mits
by
den
eyghenaers
van
den
erffven,
eer
zy
zullen
mogen
timmeren,
betaelt
off
affstant
van
beuren
erffven
voorde
melioratie
gedaen
hebbende,
zoe
vele
als
myne
heren
die
36
Raeden
off
die
vanden
gerechte
bevijnden
zullen
te
behooren.
Ende
dat
oick
dye
voornoemde
18