Tekstweergave van GA-1918_JB016_00052

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
een eind buiten den ouden muur, onderling door wallen verbonden; en dat het een eerste stuk is van den vestingwal die om de gehecle stad moest worden doorgetrokken, en dien we op den plattegrond van Bast afgeteekend zien. Eene kantteekening vermeldt nog, dat de resolutie ook aan den „Crijchsraet”, de officieren van de Schutterij, is voorgelegd, die het werk ook ..eendrachtelick goet ende noodich bevonden” en verzocht heeft, het „metten eersten te willen doen effectueren”. Het werk is krachtig aangepakt; reeds in Mei blijkt dat het in vollen gang is. Den 29 en wordt door Burgemeesteren aan de 36 Raden „voorgehouden dat te besorgen es datter enighe van de aennetners van de fortificatie beur percken zullen laeten legghen voor die ten vollen zullen zijn opgemaect deur t weynich loen by hen bedongen, ende dat zy die materialen verre moeten haelen . Aan de Burgemeesters wordt opgedragen, daarin te doen ~zoe met verhoogen van tloen ende andersints zoe zy ten raede vijnden”. In diezelfde vergadering wordt „voorgehouden hoedat zeecker merckelicke somme binnen seven ofte achte daghen opgebrocht moeten worden totte fortificatie”. De tot dusver gevolgde wijze van inning van de buitengewone belasting, om nl. een „halve stuyver ter weecke van yder gulden die eenen yegelick inden 100 sten pens ning moet contribueren” in te gaderen, hielp niet vlug genoeg, en men besloot dus het bedrag voor zes maanden „in te maenen in tgeheel ende teenmael”, en „die vermogende onwilligen” tot opbrengen te „constringeeren”. Opmerking verdient inde resolutie van 28 Maart de clausule, dat men de nieuwe gedeeltelijke fortificatie bij het derde bolwerk voorloopig „voor deser tijt zal sluiten; een overblijfsel hiervan is zeker in het latere stratenplan de Warmoesgracht, nu het gedeelte Raadhuisstraat tusschen Singel en Heerens gracht, toen eene aansluiting van de nieuwe aan de oude singelgracht. Dit was echter een geheel voorloopige maatregel; het was volstrekt niet de bes doeling, het groote werk lang onvoltooid te laten. Reeds op 29 October 1585 ging men met het werk verder; aan de Raden werd door Burgemeesteren „verthoent zeecker project waernaer zy van menijnghe zijn, deser stede voorts zuytwaert op tot de Heylighewech ende van daer voorts tot den Amstel int voorjaer te fortifieren”. Er werd „geresolveert dat men die plaetsen voorsz. met paelen zall offteyckenen, opdat den burgeren ende anderen persoenen aldaer huysen ende thuynen hebbende moghen weten waer naer zy hen zullen hebben te reguleren”. 14