Tekstweergave van GA-1918_JB016_00047
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
op
den
20
en
Juni,
waarbij
de
afzonderlijke
adviezen
der
36
Raden
in
het
Reso*
lutieboek
zijn
genoteerd.
(Res.
v.d.
vroedsch.,
No.
5
bl.
63—65).
Wij
ontleenen
er
vooreerst
de
omschrijving
van
het
ontwerp
aan,
zooals
die
nu
door
Bur*
gemeesteren
wordt
gegeven:
„hoedat
zy
alsnoch
verstaen
ende
oick
heur
expresse
menijnghe
ende
verstandt
es,
dat
die
Lastaige
gefortifieert
ende
oick
die
Waele
bedijckt
ende
gedyept
zall
worden
volgende
t’
ontwerp
by
den
architectors
daer
van
gemaect”.
De
„architectors”
waren
dus
gehoord,
en
we
zien
voorts
dat
het
plan
niet
alleen
de
Waal
maar
ook
de
Lastage
betrof.
Beide
behooren
trouwens
bijeen,
inde
Waal
lagen
de
schepen,
maar
op
de
Lastage,
dat
groote
stuk
land
buiten
den
oostelijken
stadsmuur
en
den
Zeedijk,
bijna
geheel
door
water
omgeven,
en
al
van
ouds
dooreen
zwaren
toren,
Monckelbaen,
beschermd,
waren
de
werven,
de
lijnbanen,
de
teertuinen
enz.
Duidelijk
wordt
het
geheele
plan
omschreven
in
het
advies
van
Marten
Symonsz.,
„dat
inde
Waele
binnen
doude
paden
noch
een
repel
paden
geslagen
zall
worden
ende
dat
die,
ende
die
oude
paden,
beschoyt
zullen
worden;
dat
oick
die
Waele
zal
worden
gedyept
ende
Monckebaen
tot
beschermenisse
van
den
schepen
gefortifieert;
dat
voorts
van
daer
streckende
aen
den
dijck
een
wal
geleyt
zall
worden
ende
op
den
dijck
noch
een
fort.
Verstaet
oick
dat
deser
Stede
die
Lastaige
aen
haer
zall
nemen
tot
seggen
van
goeden
mannen”.
De
adviezen
hebben
alle
in
hoofdzaak
dezelfde
strekking.
Betreffende
de
versterking
van
de
palen
wordt
nog
voorgesteld
„dat
men
oick
op
die
paelen
zall
maecken
een
houten
blockhuys
tot
preservatie
van
de
schepen.
Slechts
op
een
punt
is
er
verschil
van
meening;
de
onteigening
van
de
erven
op
de
Lastage
het
„aen
haer
nemen
tot
seggen
van
goede
mannen”
wordt
door
sommigen
krachtig
voorgestaan,
door
anderen
bestreden.
Men
slaat
dan
ook
wat
dit
betreft,
een
middenweg
in;
men
zal
trachten
met
de
geërfden
te
accordeeren.
Maar
herhaaldelijk
komen
de
heeren,
aan
wie
dit
is
opgedragen,
op
de
zaak
terug
(30
Juli,
8
Sept.
1579,
24
Apr.,
12
Mei
1580
enz.).
Den
26
September
1579
is
aan
Burgemeesteren
op
hun
verzoek
nog
eens
octrooi
verleend
door
de
Staten
van
Holland,
„van
dat
sy
de
erven
ende
landen
die
sy
tot
vorde*
ring
van
hunne
fortificatiën
sullen
hebben
van
nooden,
tot
taxatie
t’hunnen
behoeven
sullen
mogen
nemen
ende
dezelve
met
los
en
lijfrenten
mogen
betalen”,
....
Door
deze
werken,
van
1578
tot
1580,
werden
de
toegangen
tot
de
stad
versterkt,
westelijk
met
een
bolwerk
buiten
de
Haarlemmerpoort,
oostelijk
met
9