Tekstweergave van GA-1917_MB004_00104

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM steden uitte voeren. Dat gaf aanleiding tot allerlei protesten vanfßotterdam, Gouda, Dordrecht en Delft, die eenvoudig nieuwen graanaanvoer eischten. Wie zich beleefder gedroeg als Haarlem, kon nog wel wat krijgen, maar het bleef toch mondjes maat. Zelfs moest Amsterdam op verzoek van den Koning- Stadhouder nog wat graan afzonderen voor de garnizoenen in Brabant en de Zuidelijke Nederlanden. Amsterdam moest zich steeds tegen allerlei aanvragen verweren en bestrijden de „verkeerde suppositie, alsof alhier nog veel te haelen soude wezen.” Maar inden regel gaf Amsterdam van zijn Blinkenden voorraad nog wel wat aan de hollandsche zustersteden ; het wil „alleen reflecterende op de redelijk - heid en verbintenisse die er tusschen ons en een medelid van de provincie is, liever een goed exempel aan anderen geven als een quaat exempel vaneen ander opvolgen.” Gelukkig was de winter zacht, zoodat reeds 13 Januari 1699 ..bij dit vaerbaer en open winterweer reeds eenige granen zijn ingekomen en, onder Gods zegen, nog meerdere staen te volgen”. Zoo was de nood voorloopig voorbij. Intusschen zou ook 1699 nog harde noten te kraken geven. H. B Onderwijs inde zestiende eeuw. Over onderwijs en tooneel te Amsterdam in de zestiende eeuw spreekt de heer J. F. M. Sterck in zijn vierde artikel, dat hij over de amsterdamsche humanisten publiceert in het Boek van October. Latijn spreken en schrijven was nog het hoofddoel; Plautus en Terentius stonden op een voorname plaats van het programma en kregen een degelijke beurt bij de lessen. „Het streven om de jeugd ook bekend te maken met de christelijke en latere latinisten, zegt de schrijver, geeft blijk van zulk een juist inzicht bij de schooloverheid, dat sommige onzer klassieke leeraars ook in onzen tijd er toe terugkeeren en er naar verlangen om ook, zoowel de kerkelijke la - tinisten, als de humanisten, w r eer op de gymnasia in te voeren. Naar mijn overtuiging tot groot nut en ontwikkeling van de leerlingen. Taalboekjes en schoolcomedies, door de rec - toren geschreven, waren veel gebruikte onder - wijsmiddelen. In Amsterdamwas het Cornelis Crocus, de rector van de school aan de Oude zijde, wiens Colloquia (1536) en wiens Joseph (1536) de aandacht trekken. Dit laatste stuk typeert de heer Sterck als het oude, strenge, moraliseerende kerkelijke stuk, tegenover het Spul van sinnen van den siecke stadt, onlangs hier besproken, een ironisch, geestig, komisch scherp kritiseerend zinnespel, vol leven, zóó gegrepen uit de dagelijksche voorvallen en typeerend de op den voorgrond tredende persoonlijkheden, dat opkwam ten gunstige van de nieuwe leer. Die nieuwe leer was het anabaptisme, dat in Februariis3sinAmsterdam tot bloedige botsingen had geleid. Die ana- baptistische beweging werd door den rector Joannes van Nieveen vereeuwigd ineen latijnsch epos van 609 hexameters, wellicht als oefening voor zijn scholieren, en om hen een afkeer voor die woelingen in te boezemen. J. W. E. VONDEI, EN DE REGEERING VAN AMSTERDAM. Aan de Universiteit te Amsterdam promo - veerde onlangs dr. A. J. M. H. Schillings na verdediging vaneen proefschrift Vondel en de regeerders van Amsterdam. Na een inleiding over Vondel’s verhouding tot de amsterdam - sche regeering van 1620 tot 1648, worden achtereenvolgens in zes hoofdstukken be - handeld : Vondel en de Vredevaders, d.w.z. de regeering van 1648 tijdens den vrede van Munster ; Vondel en het verzet van Amsterdam tegen Willem II; Vondel en de staatkunde van Amsterdam ; Vondel’s lof van Amsterdam’s grootheid ; zijn verheerlijking der patriciërs ; de dichter als stadsambtenaar. Uit het boven - staand overzicht blijkt, dat Vondel eigenlijk eerst na den vrede van Munster als de poëet van Amsterdam en zijn regeering is opgetreden. Amsterdamwas in zijn dagen zulk een groeien - de, bloeiende stad, dat zij een man van de dichtelijke impressionabiliteit als Vondel wel tot heerlijke uiting moest brengen. Vondel was vol bewondering voor de prachtige stad ; haar gebouwen, haar grachten, baar havens, haar schepen ontlokten hem telkens de schoonste poëzie. In haar regeering eerbiedigde hij de door God ingestelde macht, vereerde hij bovendien de zelfbewuste kracht, die Amsterdam maakte tot een heerlijke, alom geëerbiedigde stad. De Inwijdinge van het Stadhuys is Vondel’s jubellied, waarin hij al de volheid van zijn vreugdevolle bezieling over Amsterdam uitstort. De regenten van zulk een stad moeten mannen van beteekenis zijn geweest. Daarom werden zij door Vondel bezongen. Buitengewoon groot is het aantal lof-, bruilofts-, dankdichten en opdrachten, die Vondel voor amsterdamsche patriciërs heeft vervaardigd. Kwistig is hij met den lof, dien hij met volle overtuiging neerschreef en dien velen onder hen zonder twijfel ook verdienden. Zij waren voor hen een integree - rend deel van zijn groot en heerlijk Amsterdam. Daarom was hij ook steeds bereid hun lof te bezingen en de regenten hebben zijn poezie gewaardeerd. Zijn kiesche benoeming en pensioneering als suppoost van de bank van leening bewijzen dit ten volle. H. B. ERRATA Inde jongst gepubliceerde opgaaf van nieuw toegetreden leden (November-nummer p. 81) zijn onjuist gespeld de namen van mevrouw C. Hannaert en van den heer J. Serbrock. 96