Tekstweergave van GA-1917_MB004_00102

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM zaamheid der Commissie is, aan den anderen kant, hoe zeer haar invloed, niettegenstaande tegenwerking en onverschilligheid van sommige bouwers, inden loop der jaren is toegenomen. Twee dagen daarna. Maandag 19 November, hield de heer C. Visser, inspecteur van het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht een rede ineen vergadering van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, die zich zeer goed aansloot bij die van den heer De Meijer. Ook deze spreker wees op de gevaren, die het amsterdamsche stedenschoon bedreigen. Maar hij zag de toekomst donkerder in dan de heer De Meijer; hij voorzag het verd wijnen van het eigenaardige karakter van oud- Amsterdam, zoo niet met kracht werd in - gegrepen. Hij stelde zich voor, dat het mogelijk is althans specimina van eigenaardige amster - damsche bouwkunst in verschillende tijd - vakken te redden dooreen vennootschap te stichten op commercieelen grondslag, die ten doel zou moeten hebben de bedoelde huizen aan te koopen, te onderhouden en te ver - huren. Het practische denkbeeld verdient stellig ernstige overweging. Ook deze voor - dracht werd dooreen keur van lichtbeelden toegelicht. 5 H. B. „Hei is niet verboden te sloopen”. Onder dit opschrift vermeldde ik in het Augustus-nummer van ons Maandblad een artikel van den heer C. Visser inde Bouw - wereld. De schrijver klaagde daarin dat de mooie, oude huizen hier ter stede wettelijk niet beschermd worden, dat ze gesloopt kun - nen worden eigenlijk vóór dat er een haan naar kraait, omdat de bepalingen der Bouw - verordening ten deze onvoldoende zijn. En ik vroeg, naar aanleiding daarvan: welk lid van den Raad neemt het initiatief om hierin verbetering te brengen ? Die vraag is spoedig daarop beantwoord. In het voorloopig verslag van het afdeelings - onderzoek der gemeentebegrooting voor 1918 las men reeds: „Eender leden betreurde het dat tal van schilderacht ge gevels verdwijnen. Z.i. dient art. 285 der Bouwverordening ge - wijzigd in dien zin, dat de termijn van 24 uur, welke na de kennisgeving van het voor - nemen tot sloopen verloopen moet, alvorens tot slooping kan worden overgegaan, ver - lengd wordt tot 30 dagen ; in dat geval zou de aandacht van het publiek er op ge - vestigd kunnen worden, en het nemen van maatregelen mogelijk zijn”. B. en W. antwoordden hierop in hunne Memorie van Beantwoording en die offi - ciëele instemming is wel zóó verheugend : „Ook B. en. W. betreuren het, dat niet weinig schilderachtige gevels verdwijnen. In vele gevallen poogt de Commissie voor het Stadsschoon door minnelijk overleg met de betrokken eigenaren te bereiken, dat derge - lijke gevels behouden blijven. Haar pogingen worden echter niet steeds met succes bekroond. Het maakt bij B. en W. en bij de Commissie voor de Strafverordeningen, ook naar aan - leiding van ingekomen adressen, een punt van overweging uit, of de Bouwverordening niet met dwingende maatregelen, tegen be - doelde schennis van het stadsschoon, aange - vuld moet worden, waarbij dan een gewij - zigde regeling van den sloopingstermijn wel - licht zou kunnen meehelpen, om het beoogde doel te bereiken”. Bij de openbare behandeling van de be - groeting is die schriftelijke toezegging nog eens mondeling van de tafel van B. en W. bevestigd, zulks naar aanleiding vaneen betoog van den heer D. H. de Vries, die dus het lid blijkt te zijn geweest, dat inde af - deelingen de desbetreffende opmerkingen maakte, en dat balletje heeft opgevangen. Moge de Commissie voor de Strafverorde - ningen thans spoed maken met haar werk. Want inderdaad deze questie is zéér urgent! D, K. Groenlandsche Pakhuizen. Het Han - delsblad van 23 November schrijft; „In Mei zijn door veiling de bekende prach - tige Groenlandsche pakhuizen aan de Keizers - gracht 40 —44 in handen gekomen van de firma G. H. Bührmann, handelaars in papier, did reeds verschillende gebouwen daar inden omtrek voor haar bedrijf in gebruik heeft. En velen sloeg de schrik om het hart: zou deze overgang beteekenen dat de tijd der pakhuizen gekomen was ? Zeker, niemand die de dingen weet te bezien met de practische nuchterheid welke in dezen tijd nu eenmaal geboden is, wil van Amsterdam een museum maken, en wij allen, wij hebben onze heerlijke stad te zeer lief dan dat wij ons niet hartelijk zouden verheugen in haar groei en ontwikkeling, wanneer althans die groei en ontwikkeling voorspoedig zijn. Maar van dergelijke prachtige oud-amsterdamsche pakhuizen kunnen wij er niet veel meer missen. Te veel zijn er reeds onder sloopers moker gevallen, en toch hebben wij ze, juist in dezen tijd van fel rationalisme zoo noodig als leerzaam bewijs dat ook gebouwen welke gesticht zijn louter voor gebruiksnut, zeer hoog staande architec - tuur kunnen zijn, zonder dat er eenige over - daad aan is gespendeerd, alleen door vorm en vormgroepeering. „En juist de Groenlandsche pakhuizen zijn in dit opzicht wel buitengewoon mooie voor - beelden. Maar bovendien, de Groenlandsche pakhuizen hebben, als overigens vele andere amsterdamsche pakhuizen, óok historische waarde. Zij herinneren aan dein de 17e eeuw bloeiende walvischvaart, waarvan later niets meer overgebleven is. Inderdaad waren de Groenlandsche pakhuizen, die gebouwd zijn inden eersten tijd na den stadsuitleg van 1613, bestemd voor de producten van de 94