Tekstweergave van GA-1917_MB004_00092
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
binnenwater
zouden
de
reizigers
een
vervoer
-
middel
vinden,
dat
hen
aan
minder
gevaren
bloot
stelde.
Van
die
trekschuit
Amsterdam—
Haarlem,
die
in
1632
tot
1883
gevaren
heeft
vertelt
Corn.
J.
Gimpel
een
en
ander
in
Buiten
van
15
September.
„In
1648
gingen
onder
-
scheidelijk
143513
en
144350
reizigers
heen
en
weer,
in
1727
waren
die
getallen
95481
en
103133
;
gemiddeld
werden
dus
395
00285
retours
gemaakt
per
dag.
Dat
zijn
op
zichzelf
zeker
povere
getallen,
wanneer
wij
ze
verge
-
lijken
met
ons
hedendaagsche
vervoer
per
spoor,
tram,
fiets
en
auto
;
maar
het
tegen
-
woordig
geweldige
cijfer
mag
ongetwijfeld
alleen
met
dat
van
vorige
eeuwen
vergeleken
worden
wanneer
men
rekening
houdt
met
de
ont
-
zettende
veranderingen,
die
het
verkeer
ten
gevolge
van
allerlei
uitvindingen
ondergaan
heeft.
Buitendien
was
het
aantal
stevige
wande
-
laars,
die
tegen
drie
uur
loopens
niet
opzagen,
onder
de
vorige
geslachten
buiten
alle
ver
-
houding
veel
grooter
dan
thars.
De
verminde
-
ring
van
het
aantal
trekschuitreizigers
van
de
zeventiende
tot
de
achttiende
eeuw
moet
waarschijnlijk
voor
een
goed
deel
gezocht
worden
inde
vermeerderde
volmaaktheid
of
de
goedkoopere
tarieven
van
diligences,
postwagens
en
dergelijke
middelen
van
ver
-
voer-te-land,
die
de
trekschuit,
niettegen
-
staande
haar
onvolprezen
kalmen
gang,
voortdurend
een
doodelijke
concurrentie
aan
-
deden.”
Die
doodelijke
concurrentie
kwam
ten
slotte
van
den
spoorweg.
In
1839
ver
-
zochten
schippers
en
voerlieden
vanhetbinnen
-
eu
buitenveer
bestaande
uit
20
volksschuiten,
3
kaarsladen,
20
paarden,
personeel
en
verdere
benoodigdheden
om
subsidie,
waaraan
Am
-
sterdam
in
overleg
met
Haarlem
meende
niet
te
kunnen
voldoen;
slechts
blijktee
r
tegemoet
-
koming
van
/
300
per
maand
in
1840.
Een
aantal
prentjes
zijn
bij
het
mededeelingen
van
den
heer
Gimpel
gevoegd,
waaronder
reproduc
-
ties
naar
teekeningen
van
Simon
Fokke
uit
1759
en
1760
collectie-Splitgerber;
het
zijn
kijkjes
in
het
inwendige
van
de
trekschuit
en
beelden
af
Simon
Fokke
met
zijn
vrienden
inde
trekschuit,
en
het
teekencollege
terugkeerend
van
het
potverteeren.
J.
W.
E.
Locale
schoonheid
bij
nieuwbouw.
De
sociaal
technische
vereeniging
van
de
-
mocratische
ingenieurs
en
architecten
heeft
mogelijk
gemaakt
dat
het
verslag
over
1916/17
der
advies-commissie
voor
den
herbouw
in
de
overstroomde
gedeelten
van
Noordholland
bij
F.
van
Rossen
(Amsterdam,
/
0.75)
versche
-
nen
is.
Aangezien
deze
commissie,
die
beoogde
den
uiterlijken
welstand
van
nieuw
op
te
richten
woningen
zooveel
doenlijk
te
bevorderen
en
daarin
dikwerf
loffelijk
slaagde,
benoorden
het
IJ
werkte,
zijn
inde
ons
toegezonden
brochure
geen
locaal-amsterdamsche
gegevens
te
vinden.
De
mededeeling
der
publicatie
moge
dus
volstaan.
J.
W.
E.
De
Visschersdam.
De
amsterdamsche
correspondent
van
de
N.
Roti.
Crt.
schreef
in
het
nummer
van
26
September
Ocht.
B.
:
„Sedert
eenige
dagen
is
de
Vischsteeg,
blijkens
het
naambordje
tegen
het
gebouw
-
-1913,
verdoopt,
en
wel
in
Visschersdam.
B.
en
W.
hebben
dus
gehoor
gegeven
aan
het
verzoek
van
de
nieuwe
bewoners
dezer
tot
straat
verbreede
steeg,
ondanks
de
bezwaren
die
van
verschillende
zijden
geuit
zijn
tegen
het
wijzigen
vaneen
oude
straatnaam.
Zooals
wij
indertijd
opmerkten
was
de
naam
Visch
-
steeg
eene
herinnering
aan
de
Groote
Visch
-
markt,
die
vijf
eeuwen
lang
op
de
Damsluis
gevestigd
was,
en
Waartoe
deze
steeg
eender
vier
toegangen
was.
En
wij
gaven
in
overwe
-
ging
ten
minste
niet
verder
te
gaan
dan
tot
Vischstraat.
„B.
en
W.
hebben
de
voorkeur
gegeven
aan
een
algeheele
verandering,
en
zij
kozen
het
nonsensicale
Visschersdam,
dat
o.i.
daarom
afkeuring
verdient,
wijl
het
heenwijst
in
heel
andere
richting
dan
de
oude
naam.
Visschers
-
dam
schijnt
te
herinneren
aan
de
stichting
van
Amsterdam
door
visschers.
Maar
die
herinnering
is
hier
niet
op
zijn
plaats
!”
J.
W.
E.
Tuchthuis
aan
den
heiligenweg.
—ln
den
groenen
Amsterdammer
van
15
September
gaf
prof.
Van
Hamel
een
artikel
over
het
amsterdamsche
tuchthuis,
zooals
een
Hongaar
het
voor
eeuwen
zag.
De
bedoelde
Hongaar
was
Martin
Czombov,
geboren
in
1585,
die
van
1616
tot
1619
Duitschland,
Denemarken,
Holland,
Engeland,
Frankrijk
en
Polen
be
-
zocht.
In
1620
gaf
hij
te
Kaschau
zijn
Europica
Varitas
in
het
Hongaarsch
uit.
Slechts
vijf
bladzijden
wijdt
hij
aan
zijn
verblijf
te
Am
-
sterdam
en
het
grootste
deel
daarvan
heeft
betrekking
op
het
tuchthuis.
Hij
vertelt
er
het
volgende
van:
„Van
het
tuchthuis
(de
Romeinen
noemen
het
domus
disciplinaris)
zult
gij
nu
weten
wat
volgt.
Daar
op
verscheidene
plaatsen,
doch
voornamelijk
inde
stad
zulke
godver
-
geten
jongens
te
vinden
zijn,
die
naar
de
woorden
van
vader
en
moeder
niet
luisteren,
allerlei
misdaden
bedrijven,
als
daar
zijn
ver
-
kwisting,
vloeken,
vechtpartijen,
ontucht
enz,,
liet
het
wijze
en
eerbare
stadsbestuur
een
eenvoudig
huis
oprichten,
om
daarin
de
slechte
zeden
langzamerhand
te
beteugelen.
Allerlei
handwerk
wordt
daar
beoefend,
wat
men
slechts
denken
kan.
„Daarheen
zenden
niet
alleen
de
bewoners
van
de
stad,
maar
ook
de
lieden
uit
de
om
-
geving
bunne
bedorven
jongens
en
waarvoor
de
bestuurders
hen
bekwaam
achten,
daar
-
voor
worden
zij
opgeleid.
De
een
voor
het
smidsvak,
de
ander
voor
de
kleermakerij,
voor
de
goudsmederij,
voor
het
timmervak
of
een
ander
handwerk,
ja
zelfs
voor
de
studie.
Doch
zoowel
bij
het
handwerk
als
ook
voor-
84