Tekstweergave van GA-1917_MB004_00086

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM toond. Het schijnbaar meest misdeelde sujet pakt hij aan en maakt het interessant. Ik deuk aan zijn Afbraken. Is een voorstelling denkbaar, die van zich zelf minder meegeeft, dan een aan drie zijden door oude kavaljes omsloten, uit afbraak verkregen terrein, waarin de grondwerkers bezig zijnde sleuven te graven voor de nieuwe fundeering ? Ondank - baarder stof dan een stuk revolutiebouw in een nog halve woestenij aan den zelfkant van Amsterdam ? Hoe rijper des kunstenaars geest wordt, hoe krachtiger zijn scheppings - vermogen zich voelt, hoe soberder, hoe ge - durfer zijn sujet. Inde eerste periode over - heerscht het militaire. „Komt de tweede periode. De artiest zoekt wel altoos de kleur en de beweging, maar hij heeft niet meer noodig het uitwendig schit - teren van de uniform, noch de sterk gepro - nonceerde beweging van manoeuvreerende militairen en evenmin den glans van met grillige figuren opgelegde zijden stoffen en veel kleurige tapijten. In hem ontwaakt de amsterdamsche stedeschilder en het is aan - vankelijk vooral het Damplein, inde avond - schemering, bij mist en regenweer, als de lichten der tramwagens hun groene, gele, rosse schijnsels spiegelen in het glimmend asphalt, dat zijn uitverkoren onderwerp van studie wordt. Er komt iets geheimzinnigs in zijn werk. Men denke aan de oude Beurs, die op zijn Dam-tafereelen uit de donkerte van het fond, als een vizioen haar zwijmende vormen doet opdoemen. Vormen, groot gezien waarbij de werkelijkheid wegvalt. Volgen de amsterdamsche straten, de grachten, met hun drukverkeer van menschen van allerhanden staat en stand. Maarde stoutste dingen zou Breitner nog later leveren. Geen dravende ruiters, geen vrouwen in fleurige gewaden, geen druk gemouvementeerde stadspleinen en -grachten. Neen, hij geeft ons dan chaos van het wordende, in weer grootscher vizie dan zijn Afbraken, die er de voorstudies van zijn. Is er iets moeilijkers denkbaar om meer te boeien, dan het tafreel vaneen ontgraven terrein, waaruit de koppen steken van de ingeheide palen, op gelijke hoogte afgezaagd, terwijl een schonkerig paard weer nieuwe palen aansleept naar de dreunende machine uit welker pijp een vette, smoezelige, groe - zelige rook opkronkelt ? Hier is van iets uiterlijk effectvols hoegenaamd geen sprake en toch zijn onder het penseel van Breitner zulke stoffen tot de indrukwekkenste en, door hun kleurenpracht, boeienste geworden in zijn oeuvre. „Nooit hebben wij de zwarte aarde in zoo schoone schakeeringen van diepe, donkere kleuren gezien. Het schijnt of het voor den schilder een en al heerlijkheid is geweest, in die vette, zwarte materie met het penseel te woelen. Hij heeft de aarde lief; hij heeft haar gekoesterd met de pogen en ons schoon - heid geopenbaard in dingen, die wij vroeger onopgemerkt, liefst uit den weg gegaan zijn. Welk een gewaarwording van grootheid van ruimte, van woelig leven, van stoeren arbeid, bevangt ons voor zijn Heiwerken, als wij schouwen inden uitgegraven grond, diep onder het niveau van bet IJ, dat zilver - lichtend zich uitstrakt langs den afsluitdijk en waarboven een strook fijne, ijle lucht een eindeloos verschiet opent! „Die paard n, die ruiters, wie bleef er in de werkelijkheid niet voor stilstaan, al heeft eerst Breitner ze ons leeren zien in hun wer - kelijk karakter en sprekendste typeering; een amsterdamsche gracht, wie had er geen oog voor, zij ’t ook niet juist indeschijnbaar misdeelde momenten van grijzen mist en klam aanvoelend dooiweer, waarin Breitner haar mooi ons wist te openbaren! Maar ineen heiput, inden natten, drassen amster - damschen bodem, hadden we wel nimmer a thing of beauty gevonden totdat Breitner kwam en ons onze moederaarde leerde lief - krijgen en schoon vinden, met ontzag en eerbied neerzien in haar schoot J. W. E. Vroeg 17DE-EEOWS gebouw. T)e Bouw - wereld vestigde er de aandacht op dat eerstdaags in veiling zou komen het huis Keizersgracht 196 —198, hoek Westermarkt. Dit huis behoort tot de relatief weinige vroeg ryde-eeuwsche gevels, die het rijke Amsterdam der 18de eeuw ongewijzigd liet. Het huis, dat in 1618 gebouwd werd, in het - zelfde jaar als de Westerhal en twee jaar voor het begin van de Westerkerk, was in - dertijd eender voornaamste van de stad. Hier woonde blijkens de mededeeling van Frits Lugt Wandelingen met Rembrandtin en om Amsterdam (ze druk, blz. 70), Lucas van Uffelen, die een prachtverzameling schil - derijen bezat, hoofdzakeiijk van itali - aansche meesters. Zoo hing in dit, thans tot kantoorruimte gedegradeerde huis Rafaël’s beroemd portret van Baldasare Castiglione, eender sieraden van het Louvre, dat in 1639 op de veiling na van Ufielen’s dood. den toen buitengewonen prijs van f 3500 opbracht. De typische en vrij goed bewaarde gevel met de beide toppen, behoort nog tot de meest karakteristieke van de stad en hij geeft met de Westerkerk aan de Westermarkt haar artistiek karakter, sinds te onzalige ure de amsterdamsche Raad in 1856 besloot de Westerhal te sloopen. D. K. UIT BOEK EN TIJDSCHRIFT Vondel’s stoei, in het rijksmuseum. In no. 47 van Van onzen tijd bespreekt de heer J. F. M. Sterck de echtheid van de zeventiende - eeuwsche stoel in het Rijksmuseum, geëtiquet- 78