Tekstweergave van GA-1917_MB004_00085

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM en Klein Driemond, staande op het Rokin, op den hoek van de Cellebroersteeg, tegenover de Kapel. Later zag het Bestuur echter van die plannen af, en besloot het in zijne vergadering van 29 Januari 1846 tot aankoop van het tegenwoordig perceel op het Rokin. Het behoorde destijds toe aan Mejuffrouw Rijfsnijder en de weduwe van Esser, en kostte 14.400 gulden. Merkwaardig uit bouwkundig oogpunt is de gevel zeker niet; wel trekt het huisde aandacht als ouderwetsche burgerwoning, als grootendeels intact gebleven gesloten huis, hier midden inde woelige, snel-ver - anderlijke city van Amsterdam. Het huis is als een symbool van den leeftijd der Maatschappij, die oud is, maar nog bij lange na niet verouderd. Zooals op de oude bovenzaal het belletje van de schrijfmachine weerklinkt, zoo tracht de oude Maat - schappij zich ook wat haar doel betreft aan te passen aan het nieuwe, moderne leven Mogen bestuurderen ook inde toekomst van dien geest vervuld blijven ! Amsterdam, September 1917. D. Kouwenaar. LANGS DEN WEG Kroeg en kunst. De Bouwwereld van 15 Augustus klaagt dat Amsterdam weer een interessant punt armer is geworden. Op den hoek van de Spuistraat en de Heisteeg, waar eene bakkerij gevestigd was, is eene inrichting geopend „van het soort dat vroeger kroeg heette, maar dat zich thans bij voorkeur als bar aandient”. De aardige pui, die het type vertoonde van omstreeks 1800 is gemoderni - seerd. Het stevige houtwerk maakte plaats voor twee gecemente pijlers met een ijzeren balk. Het pothuis verdween. Het rond voor - springende uitstalraam met roeverdeeling, werd vervangen dooreen spiegelruit. Kleur, ver - houding, stemming, alles is verdwenen. „Het is een stuitend staaltje van hedendaagsch timmermanswerk van het leelijkste soort, en als men het vergelijkt wat er stond ook timmermanswerk een treffend bewijs van de volslagen verwildering van het ambacht, dat treurig maar overtuigend aantoont, hoe de bekwaamheid en kunstzin der bazen in dezen verlichten tijd is achteruitgegaan”. De Commissie voor het Stadsschoon heeft te* vergeefs ernstige pogingen gedaan om deze on - noodige verknoeiing te voorkomen. Joh. C.B. Paleis-raadhuis. Aan de memorie van toelichting op de Staatsbegrooting voor 1918 is het volgende ontleend: „Nadat inden zomer van 1916 prof. Aerts ook het tympanum aan den achtergevel van het Koninklijk Paleis op den Dam hersteld had, heeft de betrokken commissie in het najaar nog het beeld van Atlas en den hemel - bol met aanhoorigheden, op het dak, doen in orde brengen. „In 1917 heeft de bedoelde commissie haar onderzoek en, naarmate dit vorderde, de herstellingswerken aangevangen en voortgezet voor zooveel aangaat de schoorsteenen, de hoek- of keizerskroon schoorsteenen en vakken buitenmuur, De hiervoor in overleg met het stedelijke bouw- en woningtoezicht noodig ge - oordeelde, telkens te verplaatsen besteige - geringen van vrij bewerkelijken aard zijn uitgebracht uit het te voren voor de tyra - panums gediend hebbende steigermateriaal. De uitvoering vaneen en ander zal nog in 1918 moeten voortduren en zoo mogelijk door ander werk van dergelijken aard gevolgd worden, weshalve een gelijk bedrag als voor 1917 is uitgetrokken”. H. B. Stadsgezichten van breitner. Ter gelegenheid van diens zestigsten geboortedag, schreef H. L. BerckenhofE inde N. Rott. Crt. van 11 September Av. A. een feuilleton over den schilder G. H. Breitner. Hij karakteri - seerde hem ook als typisch schilder van am - sterdamsche stadsgezichten: „Gelijk op elk onderwerp, dat hij aanvat, heeft hij ook op het stadsgezicht zijn per - soonlijken stempel gedrukt. Merkwaardig zou het zijnde ev lutie te volgen inde opvatting van de stof ten deze, te beginnen bij Jan van der Heyden en langs de lijn van Nuyen, Waldorp, Springer, tot Breitner. In Vander Heyden’s stadsgezichten treedt ons zeer zeker de amsterdamsche werkelijkheid tegemoet uit de zeventiende eeuw. Alles glanst u tegen met de frischheid vaneen nieuwen dageraad. Maar twee eeuwen zijn niet voorbijgegaan zonder sporen op het uiterlijk der huizen achter te laten, De gevels dragen de teekenen vaneen langen strijd om het bestaan. Stor - men zijn er langs gevaren, het architecto - nisch karakter is vaak met ruwe hand ont - redderd. Ma r voor hetgeen aan uiterlijk pittoresks verloren ging, is iets anders inde plaats getreden, een mooi van ander karakter. Inde huizen op Breitner’s giachten is ge - leefd, gestreden; geslachten zijn er in geboren en gestorven; wij lezen een geschiedenis op de aangezichten der gevels, de geschiedenis vaneen worstelend bestaan .... Altoos ver - baast Breitner door de stoutheid en oor - spronkelijkheid inde keuze zijner onderwerpen. Hiermee ook, met die eigen keuze, beeft hij van stonde af aan zijn zelfstandigheid ge- 77