Tekstweergave van GA-1917_MB004_00081

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM MEDEDEELINGEN VAN HET BESTUUR BEZOEKEN AAN HET DEUTZEN-HOFJE EN HET WALEN-WEESHUIS Dank zij de welwillendheid der betrokken Besturen, is het Bestuur van Amstelodamum inde gelegenheid de leden van het Genootschap met hunne dames uitte noodigen tot het bezichtigen van het Deutzen-hofje (Prinsen - gracht 855-899) en het Wees- en Oudevrouwenhuis der Waalsch-Hervormde Gemeente (Vijzelgracht 2). Het ligt inde bedoeling de bezoeken aan deze merk - waardige oud-amsterdamsche instellingen, die inde onmiddellijke nabijheid van elkander zijn gelegen, gecombineerd te doen plaats hebben op een nader te bepalen dag in November. Den leden, die verlangen aan de bezichtiging deel te nemen, wordt verzocht daarvan vóór den isden October bericht te zenden aan den secretaris dr. Joh. C. Breen, Keizersgracht 18, met opgave van het aantal toegangsbewijzen, dat zij wenschen te ontvangen. * * * NIEUWE LEDEN Het Bestuur bericht dat, sinds de vorige opgave, tot het Genootschap zijn toegetreden: als donatrice Vrouwe Bsse. Van Tuyll van Serooskerken—Van Zanten Jut; als donateurs de heeren Ed. van Dam, J. R. de Bruine Groeneveldt en A. M. Baron van Tuyll van Serooskerken; en als gewone leden de heeren dr. A. D. Cheriex, W. Stork en A. B. van der Vies. DE MAATSCHAPPIJ TOT REDDING VAN DRENKELINGEN 1767 —1916 De töt over de grenzen bekende Maatschappij tot Redding van Drenkelingen zal den 3den October a.s. haar 150-jarig bestaan herdenken. Zij was de eerste ver - eeniging van dien aard inde geheele wereld. Hare inrichting heeft tot voorlichting en grondslag gediend voor verschillende andere dergelijke maatschappijen in het buitenland. Haar doel mag zeker als bekend worden verondersteld ; het wordt aangegeven in haar naam. Maar toch moge nog even worden aangestipt, ter nadere omschrijving van dat doel, dat zij premiën uitreikt aan hen, die door kunstmatig aangebrachte middelen, op de door de Maatschappij voorgeschreven wijze, het leven bij een schijndoode weder hebben opgewekt. Voorschriften daaromtrent worden kosteloos door haar verspreid. Nog in het midden van de achttiende eeuw, zoo vertelt het Gedenkboek dat de Maatij. ter gelegenheid van dit jubileum doet verschijnen, werd een drenkeling, uit het water opgehaald, aan den waterkant gelegd, zóó dat de beenen of zelfs een groot deel van het onderlijf in het water bleven liggen. Verdere hulp werd den drenkeling niet verleend. Van pogingen tot opwekking van de levensgeesten bij schijndooden was geen sprake. ledere drenkeling werd, volgens de opvattingen van dien tijd, als onherstelbaar verloren beschouwd; het eenige wat men slechts wenschte te weten, was of er moord of zelfmoord in het spelwas geweest ; vandaar dat men den drenke - ling gedeeltelijk in het water liet liggen tot na onderzoek van de overheid. In lateren tijd werden door de omstanders zoo nu en dan wel eens pogingen gedaan tot op - wekking der levensgeesten bij drenkelingen, (zooals het rollen overeen ton of bij de beenen ophangen van drenkelingen) doch deze brachten geen verbetering in den toestand en andere middelen werden of verkeerd of zoo ruw toegepast dat ook deze maar zelden tot het gewenschte doel leidden. Eerst nadat men dood en schijndood van elkander leerde onderscheiden, door wetenschappelijk onderzoek en door publicatie van gevallen waarin de drenkeling 73