Tekstweergave van GA-1917_MB004_00079

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Koloniaal Instituut. De Mei-afleve - ring van De Jonge-Man, orgaan van de am - sterdamsche Jongemannen-vereeniging, bevat een artikel van den oud-Minister J. T. Cremer ovèr De Vereeniging Koloniaal Instituut te Amsterdam, tot welks oprichting hij, met dr. H. F. R. Hubrecht, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor Amsterdam, in 1910 het initiatief heeft genomen. In De Hollandsche Revue van Juli is dit artikel voor een groot deel overgenomen. D. S. De amsterdamsche haven. De num - mers van 1 Maart, 1 April en 1 Mei van Het Nederlandsche Zeewezen bevatten een artikel van P. van Huizen over Loon en onderstand gedurende den oorlog inde amster - damsche haven, waarin op beknopte wijze wordt uiteengezet wat gedurende den oorlog door de werkgevers in het amsterdamsche havenbedrijf is gedaan ten behoeve van de bootwerkers. D. S. Bij de pen. In verband met de opmer - kingen betreffende werken „bij de pen” is het misschien niet onaardig te weten, dat de gemeente-beambten vroeger (wellicht nog) immer drie dagen tractement van de gemeente te vorderen hadden, welke door de betrokkene pendagen werden genoemd. Henri Polak. Chineesche schimmen. In het maand - schrift Oude Kunst deelt de heer J. W. En - schedé iets mee over chineesche schimmen. Men wil, dat het populaire schaduwspel uit Frankrijk naar Duitschland werd overgebracht en schrijver ziet geen reden om deze aan oude narichten ontleende meening te weer - spreken. Ook in ons land zullen ze wel van Frankrijk uit gekomen zijn; een spel voor en door kinderen. Wel wil hij aan het tot heden over de schimmen bekende iets toe - voegen : het vermoeden, dat er, wellicht, een amsterdamsche draad heeft doorgeloopen. Schrijver motiveert dit als volgt; „In het midden der 18e eeuw leefde te Am - sterdam een klein-kunstenaar, die krachtens het door hem beoefende handwerk stellig in aanmerking kan komen met de chineesche schimmen in verband gebracht te worden. Pieter Barbiers, een Antwerpenaar van ge - boorte. was schilder van waaiers, van kamer - behangsels en van tooneelschermen, maakte komediestuk) es voor liefhebbers, bespeelde niet onverdienstelijk eenige muziekinstru - mentenemwas een handig goochelaar. In 1756, toen hij woonde inde Anjelierstraat, vijf huizen van de Violettenstraat, dus in het hartje van de Jordaan, had hij ook een „theatrum artifi - ciosum of konst-tooneel” gemaakt, Waarop in navolging van het werkelijke groot-tooneel in het klein van allerlei te zien was. Tegen entrée kon men het bezichtigen, bij Johan Ulricb Schneider, in Floris d’ eerste Graaf van Hol - land, inde Kalverstraat bij de Jonge Roelof - steeg, of bij de weduwe Anthonie Bergmeyer in Blauw Jan, ook wel bij hem zelf aan huis. Ook was het hem in dat jaar vergund geweest dit miniatuur-theater te mogen vertoonen aan het stadhouderlijk hof in Den Haag. Allerlei dingen liet hij daarop kijken, o.m. iets, dat bijzondere aandacht verdient, n.l. : „Arabi - se schaduwdwergen, die hun beweging maken als een mensch, danssen en zingen; met nieuwe uitvindingen die zeer comieq zijn. By voor - beeld : „Twee schoorsteenvegers zoeken en vinden werk, doen hun arbeid, en gaan weg. „Een werver, of alias kat en hond, brengt het volk aan, en roept. „Een jager aan strand, schiet een vogeltje, zyn hond brengt hem op. „Twee vissers met een totebel ineen schuytje, maar hun vis werd haar ontrooft. „Onder verscheyde jongens, klimt ’er een na ’t tonnetje, hy breekt zyn beenen en word noor een ander met veel allarm na stadt gekruyt. „Een boerin, zingende aan haar karnton, word dooreen jongen gestoort, die zyn vader haald en haar dreigt te slaan ; zij verandert en verzinkt. „En man, die met zijn ezel de herberg naderen wil, word daar van verdreven. „Een jonge boer en boerin halen den speel - man, gaan inde herberg en danssen; worden van wederzijds ouders gestoort, die met mal - kander battailleeren”. „Zooals nog zal blijken, zijn in deze titels elementen op te merken, die ook inde chi - neesche schimmen voorkomen. Daarom is er aanleiding om, gezien zijn maatschappelijken werkkring, aan Barbiers te denken en te meenen, dat hij het genre in Amsterdam populair gemaakt heeft. Barbiers overleed in 1780 en het lijkt in verband met de niet zeer duidelijke historische ontwikkeling van deze vermakelijkheid wel aannemelijk, dat hij de buitenlandsche voorbeelden, met name de fransche voorbeelden navolgde, daaraan een vorm gaf en sommige elementen aan toevoegde, die er het typisch hollandsche karakter aan gaven, dat er nog enkele jaren geleden eigen aan was”. Hierna begeeft de heer Enschedé zich in een poging tot reconstructie van het oude spel, gelijk het in Nederland vertoond werd. Hij doet dat naar aanleiding van tekstboekjes, die vroeger bij het spel werden verkocht en waarin verschillende schimmenstukjes voorkomen. „De bruggemaker of de gebroken brug”, „De snoepende kat”, „De visschertjes" schijnen bijzonder populair te zijn geweest. Er werd ook bij gezongen ; schrijver is in staat woorden en muziek van verscheidene blij - spelletjes mee te deelen; benevens enkele reproducties, naar chineesche schimmen in 71