Tekstweergave van GA-1917_MB004_00064
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dien
naam
wel
altijd
de
u,
doch
het
moet
zijn
de
e.
De
naam
is
van
spaanschen
oorsprong,
waaruit
volgt
dat
de
uitgang
us
er
niet
bij
behoort.
Henri
Polak.
Ontstaan
van
Amsterdam.
■—
Inde
Maas
-
bode
van
4
Juni
bespreekt
J.
C.
van
der
Loos
de
meening
van
den
heer
’t
Hooft
te
dezer
zake.
Hij
acht
de
vraag
van
ondergeschikt
belang
of
de
eerste
bewoners
van
Amsterdam
bij
de
Oudekerk
of
bij
de
St.
Olofskapel
hun
tenten
hadden
opgeslagen;
of
de
dam,
waar
-
aan
Amsterdam
haar
naam
ontleent,
ja
dan
neen,
meer
aan
den
buitenkant,
aan
het
IJ
gelegen
was.
Hoofdzaak
blijft,
naar
zijn
mee
-
ning,
in
het
betoog,
dat
Amsterdam
reeds
diep
inde
middeleeuwen
een
handelsstad
was
van
beteekenis.
In
hoeverre
beiden
daarin
eenstemmig
zijn,
blijkt
echter
niet.
Inde
detailpunten
verschillen
beide
auteurs
heel
wat;
over
de
stichting
van
de
Oudekerk
eerst
als
bijkerk
later
als
parochiekerk,
wat
vroeger
reeds
uitgezet
was
inde
Bijdragen
van
de
geschiedenis
van
het
bisdom
Haarlem;
over
de
ligging
van
het
gebied
„quae
dicitur
Vene”,
dat
Vander
Loos
blijft
identificeeren
met
Amstelveen
en
niet
oostelijk
van
de
Die
-
mermeer
zoekt;
over
de
ligging
van
het
Huys
ten
Aemstel,
enz.
enz.
J.
W.
E.
Sweelinck
een
duitscher
!-
In
deMo
-
natschrift
für
Gottesdienst
und
kirchliche
Kunst
van
April
wordt
verslag
gegeven
vaneen
voordracht
door
A.
Grosze
(Weischede)
ge
-
houden
op
de
Rheinisch-Westfdlischev
Orga
-
nistentag
over
de
orgelspeelkunst
tijdens
de
Hervorming.
Inden
Icop
der
16e
eeuw
ging
de
leiding
van
Duitschland
over
op
het
bui
-
tenland;
~erst
mit
Sweelinck
blieb
die
Fort
-
führung
dauernd
beiden
Deutschen”.
Zijn
invloed
op
de
duitsche
kunst
is
on
-
miskenbaar,
maar
daarom
blijft
deze
organist
van
de
Oudekerk
te
Amsterdam
toch
heusch
een
Hollander.
J.
W.
E.
VRAGENBUS
[Antwoorden
in
te
leveren
Heerengracht
68).
VRAGEN.
Lijfstraffelijke
rechtspleging.
In
zijn
Zederyke
zinnebeelden
der
tonge,
in
1716
verschenen,
vertelt
Brouërius
van
Niedek
(blz.
14),
dat
toen
eenige
j
aren
geleden
de
amster
-
damsche
overheid
iemand
wegens
godlastering
de
tong
had
doen
doorsteken
en
gevangen
zetten.
Zijn
hiervan
bijzonderheden
bekend
?
J.
W,
E.
Huis
de
gouden
ketting.
—ls
den
lezer,
buiten
hetgeen
Van
Lennep
en
Ter
Gouw
hierover
vermelden,
iets
bekend
over
de
be
-
teekenis
van
het
uithangteeken
de
Gouden
Ketting,
Keizersgracht
268
?
A.
E.
d’
Ailly.
Maatschappij
tot
redding
van
drenke
-
lingen.
De
Maatschappij,
wier
zetel
is
aan
het
Rokin
bij
het
Spui,
werd
opgericht
in
1767
door
de
kooplieden
Jacob
de
Clercq,
Gijsbert
Antwerpen
Verbrugge,
Johan
Goll
van
Fran
-
kenstein,
Cornelis
Vollenhoven,
Claude
Noort
-
wijck,
den
doopsgezinden
predikant
Cornelis
van
Engelen,
zijn
waalschen
collega
Jean
Scipion
Vernede,
den
geneesheer
Johannes
A
-
lbertus
Schlösser,
den
boekhandelaar
Pieter
Meyer
en
den
literator
Johannes
Lublink
de
Jonge.
Waar
zijn
van
hen
portretten
te
vin
-
den?
Het
waren
allen
Amsterdammers.
P.
H.
van
Eden
Consulent-bestuurder
der
Mij.
ANTWOORDEN.
Horretje
Mijn
vraag
is
niet
te
vergeefs
geweest.
Notaris
Miseroy
signaleerde
mij
een
modern
horretje
bij
mr.
J.
A.
Levy,
Heeren
-
gracht
bij
de
Raadhuisstraat.
Dr.
J.
C.
Schip
-
pers,
directeur
van
h
et
Emma-kinderziekenhuis,
Sarphatistraat
104
en
mej.
Anna
C,
F.
Wijthoff
berichtten
mij
nog
exemplaren
te
hebben,
maar
afdoende
was
het
bericht
van
ons
oud-bestuurs
-
lid
L.
Calkoen
die
mij
wees
op
bet
huis
Heeren
-
gracht
493,
bewoond
door
Jonkvr.
Hooft
van
Woudenberg
van
Geerestein,
waar
nog
onder
-
scheidene
voorwerpen
van
dezen
aard
voor
de
vensters
staan.
J.
W.
E.
Stads
kousenfabriek,
Uit
nader
gevon
-
den
rekeningen
en
kwitanties
blijkt
mij
dat
Joan
Muysken
in
1798
penningmeester
der
fabriek
was.
De
rekening
voor
dein
1800
geleverde
kousen
aan
de
Regenten
van
het
Wale
Weeshuis
werd
voldaan
2
April
1802
op
kwi
-
tantie
geteekend
W.
J.
Voombergh
als
mede
-
regent
van
’t
Stads
Zijdewindhuys
en
als
dus
-
danig
„door
de
Municipaliteyt
deeser
stadt
gequalificeerd
tot
den
ontvangst
en
admini
stratie
der
gelden
van
de
voormalige,
en
nu
gedissolveerde
Kousenfabriek”.
De
leverantie
der
kousen
was
reeds
in
Juni
1801
overgegaan
aan
Regenten
van
’t
Zijdewindhuys,
blijkens
de
rekening
over
1801
welke
1
Februari
1802
voor
voldaan
is
geteekend
door
de
regenten
Abraham
Lamberts
en
J.
W.
van
Hasselt.
Over
1803
en
volgende
jaren
is
de
levering
gegund
aan
het
Institut
van
Wercksaamheid
der
Nederduitsche
Gereformeerde
Diaconie.
Waarschijnlijk
dienden
deze
kousen
voor
bedeeling,
want
het
is
onbegrijpelijk
dat
zij
alleen
in
het
Huis
versleten
zouden
zijn
als
men
ziet
dat
geleverd
werden:
in
1798
6
April
voor
f
168.12.
;
8
Juni
voor
f
120.11.
;
2
Juli
voor
f255.10.
;
in
1799
30
Dec.
voor
f
87.4.8;
in
1800
29
Aug.
voor
f330.10.8;
31
Dec.
voor
f500.6.8;
in
1801
31
Dec.
voor
f
394.6.8;
in
1803
31
Dec.
voor
f414.18.
;
in
1804
15
Mei
voor
f494.—.
en
in
1809
31
Dec.
voor
f
77'7.—.
Mr.
H.
W.
56