Tekstweergave van GA-1917_MB004_00063
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
als
Marie
von
Marra,
Carl
Formes,
Caroline
Lehmann
e.a.
verbonden
waren.
Van
1853
—
1859
vierde
de
duitsche
opera
hoogtij
in
1858
bijv.
kon
Tannhauser
als
eerste
werk
van
Wagner
in
ons
land
geïntroduceerd
worden
totdat
in
1859
den
heer
De
Vries
de
schouwburgleiding
werd
ontnomen.
„Ras
was
het
toen
met
de
amsterdamsche
opera
gedaan,
maar
niettemin
bleef
de
schouw
-
burg
ook
daarna
niet
verstoken
van
geregeld
opera-bezoek.
De
fransche
opera
uit
Den
Haag
kwam
gewoonlijk
des
Dinsdagsavond
en
de
duitsche
opera,
die
toen
in
Rotterdam
haar
zetel
vestigde,
sloeg
Amsterdam
niet
over
bij
haar
reizen.
Na
de
oprichting
der
Wagner-vereeniging
in
1883,
vestigde
deze
ook
spoedig
den
zetel
harer
uitvoeringen
in
den
Stadsschouwburg,
en
ofschoon
de
audities
gedurende
die
jaren
nog
in
concertvorm
ge
-
geven
werden,
bleef
de
schouwburg
ook
na
de
opening
van
het
Concertgebouw
met
het
oog
op
de
bedoelde
verhoudingen
tusschen
zangers
en
orkest
de
aangewezen
plaats
van
samenkomst.
„Geen
wonder,
dat
onmiddellijk
na
den
brand
van
1890
de
ijveraars
voor
den
weder
-
opbouw
hun
vertoogen
richtten,
zoowel
naar
de
voorstanders
van
het
tooneel
als
naar
die
der
muziek.
Inde
Portefeuille
van
1
Maart
iSgostaat
een
dringend
beroep,
zoowel
op
A.C.
Wertheim
als
op
mr.
Henri
Viotta.
Na
de
tot
standkoming
der
Stadsschouwburg-Maat
-
schappij
werd
Viotta
eender
leden
van
den
Raad
van_Beheer
en
het
Is
bekend,
dat
hij.
juist
met
het
oog
op
de
opera-voorstellingen,
van
advies
heeft
gediend
bij
den
bouw
en
inrichting
der
orkestruimte.
Viotta
wilde
de
orkest
-
ruimte
nog
grooter
dan
zij
thans
is
en
ontwierp
haar
naar
het
voorbeeld
van
Bayreuth
tot
ver
onder
het
tooneel.
Het
advies
ten
deze
stuitte
echter
op
den
onverzettelijken
wil
van
den
commandant
van
de
brandweer,
die
de
steenen
muur,
welke
de
orkestruimte
van
de
tooneelruimte
scheidt,
opgetrokken
wenschte
terzelfder
hoogte
als
het
ijzeren
brandscherm.
Dientengevolge
is
de
orkestruimte
er
ietwat
bij
ingeschoten,
maar
men
kan
er
ten
slotte
alle
opera’s,
de
modernste
niet
uitgezonderd,
bezetten.
„Nog
vóór
de
opening
op
1
September
1894
stond
het
vast,
dat
naast
het
tooneel,
de
opera
geregeld
den
schouwburg
zou
bespelen.
De
combinatie
onder
leiding
van
den
heer
C.
van
der
Linden
kwam
tot
stand
;
zij
speelde
zelf
vijfmaal
inde
veertien
dagen,
n.l.
Dins
-
dags
en
Vrijdags,
en
Zondags
om
de
veertien
dagen,
al
was
hare
verhouding
tegenover
de
Stadsschouwburg-Maatschappij
anders
dan
die
y
an
de
Koninklijke
Vereeniging
Het
Neder
-
landsch
Tooneel.
„Het
jaar
1902
maakte
echter
aan
het
bestaan
v
an
de
toenmalige
nederlandsche
opera
een
einde
en
sedert
is
het
met
een
vaste
opera
inden
Stadsschouwburg
niet
meer
gelukt”.
J.
W.
E.
De
voorstelling
van
Rembrandt’s
Nachtwacht
misschien
verklaard.
In
de
Januari-aflevering
van
Onze
Kunst
geeft
F.
Schmidt
Degener
zijn
derde
(slot)
artikel
over
Het
genetische
probleem
van
de
Nacht
-
wacht.
Het
resultaat
zijner
beschouwingen
is,
dat
men
te
doen
heeft
met
een
compagnie
schutters
voor
een
poortopening
tusschen
bastions
met,
op
de
schilderij
niet
afgebeelde
wipbrug,
geschaard,
om
bij
de
aankomst
vaneen
hoog
personage
vreugdeschoten
te
lossen.
Juist
dat
oogenblik',
waarop
men
zich
haastig
gereed
maakt
om
over
de
brug
te
marcheeren
en
onmiddellijk
te
kunnen
schieten,
heeft
de
schilder
willen
vastleggen.
Zoo
verklaart
zich
ook
logisch
de
aanwezigheid
der
twee
rijk
uitgedoschte
meisjes,
die
zich
vlak
voor
de
poort
opstellen,
om
den
gasten
bij
het
betreden
der
stad
verversching
of
welkomstdrank
aan
te
bieden.
Rembrandt
had,
bij
zijn
conceptie,
voor
den
geest
de
ontvangst
van
Maria
de
Medicis
te
Amster
-
dam
in
1638,
waarvan
een
prentje,
de
ont
-
vangst
voor
de
Haarlemmerpoort
uit
de
Medicea
hospes
van
Van
Baerle
is
afgebeeld.
Daar
vindt
men
denzelfden
plattegrond
in
opstelling,
die
ook
uit
de
schilderij
gereconstrueerd
moet
worden.
Ik
voeg
hier
woord
aan
toe.
Opmerkelijk
is
het
stellig,
dat
Amsterdam
in
1642,
het
jaar
van
de
Nachtwacht,
bezocht
werd
door
koningin
Henriette
Maria
van
Enge
-
land,
vergezeld
van
Prins
Frederik
Hendrik,
die,
het
is
hier
onlangs
nog
gezegd,
zich
nooit
den
tijd
of
de
weelde
had
veroorloofd
zich
inde
steden
van
Holland
te
vertoonen.
Dehooge
bezoekers
traden
Amsterdamop
20
Mei
binnen
door
de
Haarlemmerpoort
en
verlieten
de
stad
vier
dagen
later,
23
Mei,
door
de
Re
-
gulierspoort.
Zou
hier
verband
te
vinden
zijn
?
In
zijn
Rembrandt-boekje
inde
Wereld
-
bibliotheek
vertelt
Schmidt
Degener,
dat
de
Nachtwacht
den
indruk
maakt,
haastig
en
zon
-
der
veel
voorstudie
te
zijn
uitgevoerd.
In
Juni
1642
werd
de
schilderij
voltooid,
een
maand
na
het
bezoek
van
Henriette
Maria.
Inde
anonieme
Beschrivinge
vande
blyde
inkoomste
van
Haare
Majesteyt
van
Groot-Britanien,
Vrankryk,
en
lerland
tot
Amsterdam,
den
20
May,
1642,
welke
Nicolaes
van
Ravesteyn
in
datzelfde
jaar
drukte
voor
den
gra
veur-kunsthandelaar
Pieter
Nolpe
inde
Kalverstraat,
noch
in
het
register
waarin
de
stedelijke
uitgaven
te
dezer
zake
verantwoord
werden
(Thes.
extr.
no.
54
;
Inv.
Scheltema
111
p.
38,
nr.
13),
iseenigeaan
-
wijzing
te
vinden
dat
Banning
Cocq
met
zijn
compagnie
toen
dienst
heeft
gedaan;
het
tegendeel
echter
evenmin.
J.
W.
E.
Kermis.
In
het
gedeelte
uit
mijn
ar
-
tikelen
in
Het
jonge
Leven,
in
het
voorlaatste
nummer
blz.
36
geciteerd,
is
dooreen
zetfout
de
naam
Blanes
veranderd
in
Blanus.
Dit
is
ver
-
keerd,
Het
amsterdamsche
volk
gebruikt
in
55