Tekstweergave van GA-1917_MB004_00013

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM eener verloting van handwerken, waartoe tal - rijke (ook niet-katholieke) kunstenaars prijzen beschikbaar hadden gesteld, geheel voltooid. Toen werd het huis „Leijerhoven” ter be - schikking gesteld van de Quellinusschool, die gesticht was inde werkloodsen van den Museumbouw. De tuin met zijn 300(?)-jarigen kastanje - boom, die ± x. 20 M. doorsnede mat, wasten oSer gevallen aan de Tesselschadestraat. De oudste groepen van huizen inde Vondelstraat, die gevels vertoonen met innig karakter, zijn tot stand gekomen, dank zij den steun, die de architect mocht ondervinden van zijne vrienden Westerwoudt, Sterck en Vander Eiesen. Toen hij zijn invloed wilde gebruiken om de schoonheidswaarde van de te bouwen huizen inde Tesselschadestraat en ’t plein rond de Vondelkerk te vermeer - deren, stuitte dit af op finantiëel bezwaar der koopers. In 1883 verhuisde de Quellinusschool naar de Frans Halsstraat,, en in 1884 bouwde ik „Owïf-Leijerhoven” als mijn eerste werk. Jos. Th, J. Cuypers. Armenhuis. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 12 November herinnert de amster - damsche correspondent aan de geschiedenis van het oude Werkhuis, nu Armenhuis: „Fokkens, in 1662 schrijvend over het zoo - genaamde Nieuwe Werkhuis of Willige Rasp - huis, de instelling voor bedelaars, landloopers en oplichters, welke voorafging aan het in 1779 gestichte Werkhuis, dat thans nog als Armenhuis dienst doet, schrijft: „Hier worden ingebracht alle luye en ledige bedelaars, die den burghers aan hare deuren overlastigh val - len, en stelen de goederen, geldt, stoffen, lin - nen, kanten, en alles waarse de kromme poo - ten konnen in krijghen; hiertoe is de Schout van ’t Aalmoessenier-huys met zijn Dienaers, die op deze roof-vogels passen, brenghende haer in dit nieuwe tucht-huys, en deze hebben ’t zoo grof niet verkurven als de andere in ’t Rasphuys. Hier worden alle die niet wer - ken willen inghebracht, en tot werken ge - dwongen, of krijghen geen eten; hier in siet men alle oudt en jonek, wijven en meyden, en alle die de deught en schaamte uitschudden, hier moetense nae toe, die de Dienaers maar in ’t oogh krijghen.” „Het latere Werkhuis nu, waarvan de uit - wendige Vorm thans nog in het Armenhuis voortleeft, en dat ook inwendig tot op den huidigen dag, vrijwel onveranderd voortbestaat wij constateeren dit op grond van onze eigen waarneming had al wat beter soort van verpleegden. Overeenkomstig eene publi - catie van den sden November 1779 (wij citeeren nit Witkamp’s Amsterdam in schetsen ) werd het opengesteld, niet alleen tot verblijf voor de bedelaars en ter opsluiting van hen, over wie, ter zake van dronkenschap en andere ongeregeldheden, de rechter een vonnis tot kerkering had geveld, maar „tevens, en wel bepaaldelijk tot huisvesting van hen, die zich vrijwillig daarin zouden willen begeven om voor een tijd op eene betamelijke wijze den kost te verdienen, liever dan uit gebrek aan werk tot buitensporigheden over te slaan.” Ep’jjMen ziet: het peil der bevolking was dus reeds rijzend. En thans is het gesticht geheel geworden een instelling van liefdadigheid. Er worden nu inderdaad ook verpleegd mannen en vrouwen grootendeels oudjes van 70-80 jarigen leeftijd van wie niets anders kan worden gezegd, dan dat zij volstrekt arm en hulpeloos zijn. Bovendien: het verblijf van allen is geheel vrijwillig: een rechterlijk von - nis dwingt er hen niet toe. Maar een al te goedmoedig beeld moet men zich nu ook weer niet van het gros der huidige verpleegden vormen. Althans de Directeur verzekerde ons dat nog volledig toepasselijk is de omschrijving welke de heer Gerritsen in 1892 inden Ge - meenteraad gebruikte en welke luidde: „Het zijn personen die onbehuisd zijn en van de straat worden opgenomen; personen die na langdurige gevangenisschap ontslagen zijn; personen die van bedelaarsgestichten zijn terug gekeerd; personen die wegens wangedrag of verslaafdheid aan sterken drank uit kerkelijke gestichten zijn ontslagen; personen die wegens dronkenschap of om andere reden door hunne familie zijn verstoeten, en andere lieden, die nergens anders onder dak kunnen komen”. En de spreker voegde hieraan toe: „Ik behoef dus wel niet te zeggen, dat, waar men met zulk een mengelmoes van personen, met in - dividu’s van zoo verschillende levenservaring en eigenschappen te doen heeft, strenge tucht noodig is, en van het Armhuis niet kan wor - den gesproken als vaneen gesticht voor eer - lijke armoede.” „Waarom wij hieraan herinneren ? Zeker niet om te betoogen dat dus de hier ver - pleegden eigenlijk geen betere huisvesting waard zijn dan ze nu genieten in het groote 18e eeuwsche gebouw, met zijn marmeren frontispiece, ontworpen door niemand minder dan den stad-beeldhouwer Anthony Ziesenis, en zijne (nog onveranderde) hooge vensters met kleine kruisramen; zijn rijkversierde be - stuurskamer vergaderzaal thans van het Burgerlijk Armbestuur met hare deftige regentenstukken vaneen Bartholomeus van der Helst, van J. M. Quickhardt e.a., en anderzijds, zijne kale, armelijke, onvriendelijke verblijven van de verpleegden, verblijven, welke nog zoo duidelijk herinneren aan de voormalige bestemming van het gebouw als strafplaats. Dit gebouw laat ons dit nu maar dadelijk uitspreken —■ is geheel uit den tijd, en moet noodzakelijk dooreen ander vervangen worden. Maar het leek ons toch wel nuttig om even het gemiddelde gehalte der verpleegden aan te geven, omdat hier- 5