Tekstweergave van GA-1917_MB004_00010
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Leliën”
verrezen.
Inden
volksmond
onderscheidde
men
deze
stichtingen
als
de
Oude
en
de
Nieuwe
Nonnen.
Nadat
den
2Ósten
Mei
1578
Amsterdam
eindelijk
de
spaansche
zijde
had
verlaten
en
de
Reformatie
ook
hier
had
gezegevierd,
werden
de
beide
kloosters
nog
in
October
van
hetzelfde
jaar
overgedragen
aan
de
Regenten
van
het
Sint-Pietersgasthuis
(inde
Nes)
en
van
het
Onze-Lieve-Vrouwengasthuis
(op
den
Nieuwen
Dijk
bij
de
Yrouwensteeg).
Sinds
dien
tijd
is
op
deze
terreinen
het
Binnengasthuis
gevestigd.
Toen
in
1481
begonnen
werd
met
den
bouw
der
stadswallen,
verrees
aan
het
einde
van
den
„Kloveniersburgwal”
de
toren
„Swijch
Utrecht”,
die
bij
de
oprichting
der
Kloveniers-schutterij
in
1522
aan
deze
tot
een
tuighuis
werd
afgestaan.
In
1535
werd
aan
het
einde
van
de
oostzijde
van
het
Rokin
het
Rondeel
(thans
hotel
de
I’Europe)
als
bolwerk
aangelegd.
Op
de
schilderij
van
Cornelis
Anthoniszoon,
uit
1536,
zien
wij
aan
den
Amstel
ten
zuiden
van
het
klooster
der
Nieuwe
Nonnen
reeds
verscheidene
huizen.
Ook
liep
een
straat,
eenigszins
ten
noorden
van
de
tegenwoordige
Nieuwe
Doelenstraat,
inde
richting
van
Swijch
Utrecht:
zij
droeg
den
naam
van
Peperstraat.
Tot
het
klooster
gaf
een
bruggetje
over
den
Grimburgwal
toegang,
in
het
verlengde
van
de
Nes.
In
1546
werd
in
plaats
daarvan
eene
schutsluis
aangelegd,
de
Grimme
-
nessesluis,
die
weldra
met
huizen
werd
bezet.
Kort
nadat
deze
sluis
was
gelegd,
besloot
men
aan
de
oostzijde
van
den
Amstel,
bezijden
het
convent,
eene
doorloopende
kade
te
maken,
en
daar
de
turfmarkt
te
vestigen,
die
tot
dien
tijd
haar
plaats
had
gevonden
op
het
Damrak
bij
de
Papenbrugsteeg.
Om
de
Turfmarkt
te
bereiken
moest
men
dus
over
de
Grimmenessesluis
komende
een
hoek
omslaan.
Deze
toestand
is
zoo
gebleven,
totdat
omstreeks
1860
het
noordelijk
einde
der
gracht
werd
verbreed
en
in
1861
aan
het
Rokin
de
brug
over
den
Grimburgwal
werd
gelegd,
die
nu
nog
bestaat.
De
Grimmenessesluis
is
daarop
in
1868
afgebroken
;
het
doodloopend
eindje
straat
aan
het
einde
van
de
Nes
wijst
ons
nog
naar
de
plaats,
waar
zij
heeft
gelegen.
Van
de
Grimmenessesluis
af
werd
de
geheele
Turfmarkt
alras
met
huizen
bebouwd.
In
het
eerste
huis
woonde
reeds
in
1557
Loys
„de
Lombaert”,
bij
wien
de
behoeftige
burgers
hunne
goederen
konden
beleenen.
lets
verder
bouwde
in
1565
Hans
Sprenck
-
huysen
het
groote
huis
Vredenburch,
dat
in
1608
overging
aan
Guillaume
Six.
Naast
dit
huis
lag
een
gang,
die
uitliep
op
de
kloosterkapel,
na
de
Reformatie
veranderd
inde
Gasthuiskerk,
waarin
tot
1808
geregeld
godsdienstoefeningen
werden
gehouden,
niet
alleen
voor
de
verpleegden
in
het
Gasthuis,
maar
ook
voor
de
gemeente.
In
1791
werd
dit
kerkgebouw
door
de
stedelijke
Regeering
in
gebruik
gegeven
aan
de
pas
opgerichte
Hersteld-Evangelisch-Luthersche
Gemeente,
totdat
haar
kerk
op
den
Kloveniersburgwal
zou
gereed
zijn.
Weer
iets
verder
lag
de
ingang
tot
het
Gasthuishof,
oorspronkelijk
de
binnenplaats
van
het
klooster
zooiets
als
het
Begijnhof
waar
de
Regenten
der
gasthuizen
een
aantal
woningen
tegen
lagen
prijs
verhuurden.
In
1810
werd
dit
geheele
com
-
plex
voor
ƒ
10.750
verkocht
aan
Johan
Christoffel
Klasing.
Aan
de
voorzijde
van
dit
hof,
werden
in
1642
eenige
bouwvallige
huisjes
afgebroken
en
vervangen
door
negen
flinke
koopmanshuizen,
ontworpen
door
Vingboons.
De
turfmarkt
werd
daarop
in
1643
naar
de
Prinsengracht
verplaatst,
en
sinds
heette
de
gracht
de
Oude
Turfmarkt.
Er
verrezen
meer
deftige
huizen.
Vingboons
bouwde
er
onder
anderen
twee
voor
Pieter
Jansz.
Sweelingh,
den
zoon
van
den
beroemden
musicus.
Vaneen
dezer
beide
zal
de
gevel,
bij
de
aanstaande
afbraak,
overgebracht
worden
naar
Delft.
In
1808
zou
de
Oude
Turfmarkt
eene
groote
verandering
ondergaan.
Bodewijk
Napoleon
wenschte
den
zetel
der
Regeering
inde
Hoofdstad
te
vestigen,
en
zoo
werd
ten
behoeve
der
verschillende
bureaux
op
allerlei
gebouwen
de
hand
gelegd.
Tot
deze
behoorde
ook
de
Gasthuiskerk
en
het
bovengenoemde
negental
huizen.
2