Tekstweergave van GA-1917_JB015_00036
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
het
leven
van
Jan
Sweelinck
(overl.
1621),
den
organist
der
Oudekerk,
is
voorbands
niet
te
geven.
Niet
onwaarschijnlijk
lijkt
het,
dat
er
indirect
een
groote
invloed
uitging
van
Descartes,
die
in
1617
1
uit
Frankrijk
in
ons
land
gekomen,
met
sijn
Compendium
musicae
(1618)
reeds
dadelijk
een
gezagheb*
bende
plaats
innam.
In
1629
vestigde
hij
zich
voorgoed
in
ons
land,
eerst
te
Amsterdam
later
elders,
maar
bij
voorkeur
hield
hij
zich
op
te
Egmond
aan
den
Hoef
bij
Alkmaar.
Daar
was
het
dat
hij
in
aanraking
kwam
met
twee
muziekliefhebbers
de
gebroeders
Schagen
en
eerlang
zou,
niet
onwaarschijnlijk
onder
hun
aandrang,
van
de
moderne
inzichten
blijk
gegeven
worden.
Er
zou
een
nieuw
groot
modern
orgel
gebouwd
worden
inde
alkmaarsche
Sint
Laurens.
Met
den
bouw
van
dat
instrument
was
men
bijzonder
onfortuinlijk;
de
orgelmaker,
die
het
werk
moest
uitvoeren,
stierf
onderwijl,
evenzoo
de
organist,
die
in
het
maken
van
het
bestek
en
in
het
houden
van
toezicht
een
belangrijke
rol
had
vervuld,
en
hun
plaatsvervangers
maakten,
het
is
een
gewoon
verschijnsel,
allerlei
veranderingen.
Toch
was
het
orgel,
toen
het
opgeleverd
werd
in
1645
2
een
instrument
van
eigenaardige
hoedanigheden,
dat,
in
weerwil
der
innerlijke
gebreken,
weldra
een
groote
vermaardheid
kreeg
in
het
geheele
Noorderkwartier.
Het
had
dat
o.a.
door
het
zeggen
dat
er
uit
alle
toonsoorten
zuiver
op
ge*
speeld
kon
worden.
Inderdaad
was
er
een
constructie
op
aangebracht
om
dat
in
zeker
opzicht
mogelijk
te
doen
zijn,
nl.
door
subsemitonen
en
datzelfde
systeem,
denkelijk
op
andere
boventoetsen,
werd
ook
aangebracht
in
het
kleine
nieuwekerks*orgel,
waar
deze
hoogst
merkwaardige
inrichting,
waarschijnlijk
uniek,
tot
heden
toe
bewaard
gebleven
8
.
Toen
nu
Amsterdam
door
de
omstandigheden
genoopt
was
tot
den
bouw
vaneen
nieuw
groot
orgel
over
te
gaan,
moest
dat
het
alkmaarsche
over*
treffen;
haar
handelspositie
dwong
daartoe,
ook
omdat
Leiden
en
Haarlem
door
verbetering
harer
orgels
en
Rotterdam
door
nieuwbouw
zich
deden
1
Hoefer
Nouv.
biographie
universelle
13,
758.
2
Ik
schreef
er
uitvoerig
over
in
mijn
reeds
geciteerde
Gerardus
Havingha.
3
Inde
19e
eeuw
zijn
balgen
en
pijpwerk
uit
het
kleine
orgel
verwijderd;
inde
ruïne
is
echter
klaviatuur,
regeerwerk
en
lade
nog
heel
goed
te
zien.
De
omvang
is
van
groot
e
tot
drie
gestreept
c;
in
het
onderste
octaaf
ligt
boven
de
fis
en
gis
een
tweede
korte
toets
|
1
i
voor
de
ges
en
de
as.
Het
aangehangen
pedaal
is
zeer
curieus
van
vorm:
het
heeft
buitengemeen
korte
toetsen,
die
meer
het
karakter
van
blokken
hout
hebben,
voor
solo*
spel
onbruikbaar,
wel
voor
het
aanhouden
van
orgelpunten
en
het
spelen
van
langzame
figuren.
Ook
hiervan
weet
ik
geen
ander
voorbeeld.
Moge
dit
piëteitsvol
behouden
blijven.
4