Tekstweergave van GA-1916_MB003_00113
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Publieke
Werken
hedenmorgen
om
9
uur
bij
het
beeld
zou
zijn,
<
m
van
den
heer
Cuypers,
die
had
aangeboden
alsdan
ook
tegenwoordig
te
zullen
zijn,
te
vernemen,
hoe
de
herstelling
van
het
gehavende
voetstuk
zou
moeten
ge
-
schieden.
„Dr.
Cuypers
was
op
den
afgesproken
tijd
tegenwoordig
wij
weten
niet
of
hij
ervoor
uit
Roermond
was
gekomen
of
wel
zijn
ge
-
wone
bezoek
aan
Amsterdam
bracht
—•
maar
hij
heeft
vergeefs
op
Publieke
Werken
staan
wachten.
„Nu
is
er
buiten
het
onderhoud
van
stand
-
beelden
voor
het
bestuur
eener
groote
stad
nog
wel
het
een
en
ander
meer
te
doen,
dat
wij
ons
kunnen
voorstellen,
dat
w
el
eens
iets
vergeten
wordt.
Maar
waar
’t
gaat
om
de
eere
van
Vondel,
die
verzen
heeft
geschreven,
die
zelfs
magistraten
inde
ziel
grepen
en
nu
’t
tevens
betrof
een
daad
van
courtoisie
je
-
gens
een
nog
levend
kunstenaar,
even
hoog
van
naam
als
van
jaren,
had
dit
toch
niet
mogen
voor
komen.
„Toen
wij
van
morgen
den
grijzen
bouw
-
meester
onverrichter
zake
het
Park
zagen
verlaten,
kwamen
ons
de
woorden
uit
Pala
-
medes
op
de
lippen;
„Wat
dorperheid
is
dit,
onedele
gemeente
!”
Het
Alg.
Handelsblad,
dit
stukje
overnemend,
voegde
er
het
volgende
;
an
toe:
„Wel
jammer,
dat
het
Nieuws
niet
een
paar
uur
later
nogeens
bij
Vondels
standbeeld
is
geweest.
Dan
had
het
kunnen
denken
aan
de
woorden
uit
Vondel’s
Gijsbreght:
„Ghij
zult
het
van
dien
kant
zoo
heerlijck
op
zien
daghen.”
„Want
te
elf
uur
had
het
afgesproken
onder
-
houd
van
den
heer
Cuypers
met
P.
W.
plaats.
Dooreen
verzuim,
waarvoor
natuurlijk
ver
-
ontschuldigingen
werden
aangeboden,
ging
het
onderhoud
te
9
uur
niet
door.
„De
heer
Cuypers
dan
gaf
nogeens
monde
-
ling
aan,
gelijk
hij
het
vroeger
reeds
schrifte
-
lijk
deed,
wat
hij
veranderd
zou
wenschen
aan
en
bij
het
standbeeld.
De
grond
onder
het
beeld
js
wat
verzakt
inden
loop
der
jaren,
zoodat
een
deel
van
het
voetstuk
is
komen
bloot
te
liggen.
De
grond
zal
nu
worden
op
-
gehoogd.
De
heer
Cuypers
zou
wel
gaarne
klimop
nen
om
het
beeld
heen
in
plaats
van
gras
en
klaagde
over
de
beschadiging
van
het
plantsoen
door
de
jeugd.
Of
daaraan
nu
niets
te
doen
was?
Jawel,
werd
hem
geant
-
woord,
maar
dan
zou
men
er
den
heelen
dag
een
wachter
bij
moeten
zetten.
„Een
andere
wensch
van
den
heer
Cuy
pers
was
deze,
dat
de
beplanting
om
de
open
ruimte
rond
het
beeld
wat
hooger
zou
zijn,
zoodat
het
beeld
niet
reeds
van
den
rijweg
af
zichtbaar
zijn
zou.
„P.
W.
beloofde
de
noodige
voorstellen
te
zullen
doen
aan
het
gemeentebestuur.
Wat
de
hoogere
beplanting
betreft,
daarover
zal
de
heer
Cuypers
met
het
Vondelparkbestuur
over
-
leg
moeten
plegen.
De
plaats
waar
het
stand»
beeld
staat,
is
gemeente-eigendom,
de
beplan
-
ting
er
omheen
niet.”
D.
K,
Oude
brouwerij-reclames.
Blijkens
Amstelodamum
van
November
heeft
Habis
Minggoe
in
het
Utrechlsche
Dagblad,
zich
met
verheuging
in
Amsterdam’s
verleden
ver
-
plaatst,
toen
langs
den
weg
nog
allerlei
merk
-
waardige
uithangteekens
de
aandacht
trokken,
tot
reusachtige
hanen
en
valken
van
brouwe
-
rijen
toe.
Wie
honderd
tot
driehonderd
jaren
vroeger
leefde,
moet
van
dat
verschijnsel
nog
overvloediger
genoten
hebben,
althans
wan
-
neer
hij
er
evenveel
oog
voor
had
want
de
algemeenheid
der
uithangteekens
kon
dit
orgaan
licht
ongevoelig
ervoor
maken
als
als
b.v.
Huig
de
Groot,
die
in
1645
op
een
wandeling
langs
het
Damrak,
onder
het
pra
-
ten
met
zijn
metgezel
dóór,
de
uithangteekens
zóó
goed
had
opgenomen,
dat
hij
ze
in
om
-
gekeerde
volgordé
nog
een
voor
een
kon
op
-
noemen.
Vooral
de
vakgenooten
van
den
Haan
en
de
Gekroonde
Valk
brachten
op
dit
gebied
leven
inde
brouwerij.
Beperkte
het
uithang
-
of
reclameteeken
van
alle
andere
huizen
zich
tot
een
plaats
op
of
aan
het
huis,
dat
van
de
amsterdamsche
brouwerijen
stak
reeds
aan
den
walkant
op.
Aanleiding
hiertoe
gaf
inde
eerste
plaats
de
omstandigheid,
dat
de
brouwers
hun
water
moesten
betrekken
van
buiten
de
stad
uit
Abcoude
of
later
uit
de
Haarlemmermeer
dat
dan
in
water
-
schepen
voor
den
wal
werd
gebracht.
Om
dit
water
inde
brouwerij
te
voeren
was
een
pomp
noodig,
en
reeds
op
de
kaarten
van
Cornelis
Anthonisz,
Pieter
Bast
en
Balthasar
Florisz
is
dadelijk
het
adres
van
zoo’n
brou
-
werij
te
herkennen
door
de
aanwezigheid
van
een
putgalg,
met
of
zonder
het
voor
den
wal
liggend
waterschip.
Die
putgalg
werd
metter
-
tijd
wat
samengestelder,
en
bereikte
metter
-
tijd
soms
de
gedaante
vaneen
houten
ge
-
vaarte,
waar
het
straatverkeer
onderdoor
moest.
Aan
den
wal,
uitstekend
boven
het
waterschip,
bevond
zich
bovendien
inden
regel
een
houten
kastje
met
puntdak,
voor
berging
of
ander
doeleind
bestemd,
waar
buitenop
dan
steeds
het
fabrieksmerk,
om
het
nu
maar
zoo
even
te
noemen,
van
de
brou
-
werij
in
’t
oog
loopend
was
geschilderd.
Van
dit
gebruik
vertoonden
of
vertoonen
steenen
palen
als
bij
de
Haan
of
de
Gekroonde
Valk
de
moderne
overblijfselen.
Inden
atlas
van
het
Gemeente-archief
bevinden
zich
verschillende
teekeningen
en
gravures,
waarop
de
onderscheidene
stadia
van
brouwerij-reclames
goed
uitkomen,
o.a.
de
vroeg-zeventiende-eeuwsche
penteekening
van
de
brouwerij
de
Clock
(Nieuwezijds
Voor
-
burgwal,
ongeveer
ter
plaatse
van
nu
het
Handelsblad)
waar
èn
op
het
nog
zeer
een
-
eenvoudige
kastje
èn
op
het
windas
de
zaak
105