Tekstweergave van GA-1916_MB003_00100

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Ambachtsscholen van de Maatschappij van den Werkenden Stand, de Kweekschool voer de Zeevaart, de Zeevaartkundige school in het Zeemanshuis, het „Volksonderwijs” der Maat - schappij tot Nut van ’t Algemeen en bet Insti - tuut tot onderwijs van blinden. Deze 6 scholen telden samen ongeveer 540 leerlingen. Thans brengt de Commissie verslag uit over 37 vak - scholen met een bevolking van ruim 9500 leer - lingen. J. W. E. De economische toestand van Amster - dam na 1813. Onlangs promoveerde aan deUniversiteit van Amsterdam tot doctor inde nederlandsche letteren de heer W. L. D. van den Brink na verdediging vaneen proefschrift Bijdrage tot de kennis van den economischen toestand van Nederland inde jaren 1813 1816. (Amsterdam, A. H. Kruyt). Het doel van het onderzoek was na te gaan, in hoeverre de groote politieke verandering van het eind van 1813 geleid heeft tot een aanzienlijken econo - mischen opbloei van ons land. Met den juich - kreet : „De zee is open” had Hogendorp in zijn proclamatie van 17 November 1813 aan het nederlandsche volk de gedachte willen suggereeren, dat de gouden tijden van weleer wederom konden en zouden terugkeeren. De uitkomst van het onderzoek van dr. Van den Brink is, dat de groote verwachtingen op teleurstelling zijn uitgeloopen. Wel herleef - de de handel na de revolutie van 1813 en de vredes van 1814 en 1815, wel was de econo - mische toestand natuurlijk aanmerkelijk be - ter dan tijdens de inlijving, maar vaneen algemeenen economischen opbloei was nauwe - lijks sprake. Ook Amsterdam maakte op den algemeenen toestand geen uitzondering. Op blz. 72 vlg. beschrijft dr. Van den Brink den handel van Amsterdam. Onze stad was nog onder Willem I de eerste koopstad des rijks, de stapelplaats van talrijke artikelen van bin - nen- en buitenland, van linnen, hout, graan, koloniale waren enz. In 1816 telde de stad ruim 200,000 inwoners, grpotendeels levend van handel en industrie. Inde handels - hierarchie onderscheidde men drie graden : x. de zeehandelaar of eerste hand, die de vreemde waren invoeren; 2. de kooplieden of tweede hand, die de ingevoerde waren dadelijk opkoopen, opslaan, verwerken voor het publiek en een zeer belangrijke plaats bekleeden, daar zij de eerste groep aan steeds nieuw kapitaal helpen ; 3. de commissionairs, de schakel vormend tusschen tweede hand en publiek. In 1816 telt de stad 20 veemen en 40 scheepstimmerwerven met 400 arbei - ders. De assurantie-maatschappijen kunnen het werk niet meer af. Onder de ingevoerde waren neemt katoen een groote plaats in; daarvan werden in 1814 en T5 ongeveer 20,000 balen a f xooo per stuk geïmporteerd. Snel ging het herstel niet en volledig was het ook niet. Van December 1813 tot April 1814 komt te Amsterdam slechts één schip binnen, in April ruim 150; tusschen 1 April en 31 December varen 1575 uit en vallen 1426 bin - nen. Bijlage B. bevat een „Lijst van 52 der voornaamste artikelen, ingevoerd inde haven van Amsterdam gedurende de eerste en tweede helft van 1815 en de eerste helft van 1816”. Bijlage C. geeft een „Vergelijkend overzicht van den invoer uit Engeland te Amsterdam over de eerste en tweede helft van 1815 en de eerste helft van 1816”. Bijlage E. brengt de „Officeele opgave van het aantal zeescheepen te Amsterdam binnengevallen 1 Januari 1815 tot 1 Juli 1816”. Op blz. 146 vlg, is een overzicht te vinden van de duurte te Amsterdam in 1816 en de maatregelen, die de overheid daar tegen nam. Blz. 174 vlg. geeft een schets van den omvang der bedrijven en de grootte der loonen te Amsterdam. Wat hier sterk in 't oog valt is de afwezigheid van grootbedrijf; ondernemin - gen, waarin de patroon geen hulp heeft of hoogstens één knecht, zijn zeer talrijk; het getal van 50 werklieden op één fabriek wordt zelden bereikt. Het aanzienlijkst in omvang waren de katoendrukkerijen met bijna 50 arbei - ders, de twee goud- en zilverdraadfabrieken met gemiddeld 50, de drie zijdetwijnderijen met in doorsnee 50 k 55 en de twee passement - fabrieken met gemiddeld 45 arbeiders. Dan komen heel wat bedrijven met minder knechts. De garentwijnderij heeft 10 a 12 kinderen in dienst en vormt zoo den overgang naar de vele bedrijven met 5 a 7 man en de zeer talrijke met 1 a 4 arbeiders. De loonen zijn niet hoog: loonen van f 20. en fl5. zijn uitzonde - ringsgevallen ; f 10. is inde meeste bedrijven het minimum. De gegevens geven den indruk van kwijnend vertier. In hoofdstuk VIII wordt de ondergang der wisselbank en de oprichting der Nederlandsche bank beschreven. In hoofd - stuk IX is een en ander te vinden over de amsterdamsche belastingen, die ook voor hon - derd jaar zwaar drukten. H. B. Vischmarkx. —• Wilhelm von Bode schrijft inde Zeitschrift jür bildende Kunst Maart 1916 over den schilder Emanuel de Witte, in 1617 te Alkmaar geboren. Afgebeeld worden o.a. een vischmarbt met op den achtergrond den Haringpakkerstoren en de ronde Luthersche kerk, in het Museum der bildende Künste te Leipzig (1679) en de vischmarkt te Amsterdam (Dam) inde verzameling A. S. Drey te Mün - chen. J. W. E. VRAGENBUS [Antwoorden in te leveren Heerengracht 68) ANTWOORDEN. Scheierstoren. ’t Vers is te vinden in de Mengeldichten van Doosjes te Haarlem in 1813 uitgegeven, op blz. 41 ; het draagt tot titel: De Schreyers Toren, Eene vertelling, en telt 56 coupletten van 4 regels. Utrecht. H. P. Duwaer. 92