Tekstweergave van GA-1916_MB003_00047

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Joden zijn die boeven in meerderheid niet geweest, dan had men ze wel anders geleerd, maar er zijn locale invloeden in het spel. De wijken,die de Joden bij hun komst als woon - plaats aangewezen zijn. in Holland dan niet door poorten van de andere wijken afgesloten, lagen inde steden naast of inde z.g. lichte buurt; beide buurten grensden aan wat toen - maals de rand van de stad was. Men kan het nu nog op de kaart zien. Neem Amsterdam : de Nieuwmarkt is de noordgrens van de jodenhoek ongeveer; daar is de grens ook van Zeedijk en aanliggende stegen, daar is de kelder van Moeke Kommers, waar Lam - brechts Hurrelbrinck indertijd zoo knusjes zat te praten, daar is het forum van slaap - stee-houders en dergelijke verdachte inrich - tingen; de Hoogstraat door en ge bereikt langs Achterburgwal en de Pieter-Jakobsstraat, de Nes (nu is alles veranderd, maar die ver - andering is nog geen twintig jaar oud). Nu heeft bij de Joden zelf de St. Anthoniesbree - straat, heel lang geleden, ineen niet al te gunstigen roep gestaan; sluishandelaren (be - doeld wordt de St. Anthoniessluis, sluis hier werkelijk: sluis, niet alleen brug) is nooit een epitheton ornans geweest; niet de betere elementen van de kooplui woonden vroeger daar, die woonden zuidelijker inde jodenwijk. Dr. Slijper wijst ten bewijze van zijn nieuwe ~wijk-theorie” ook nog op Den Haag, Rotter - dam en Groningen, waar ’t nog erger is; daar hggen ghetto en lichte buurt niet naast, maar m elkaar. Uit het vocabularium der jongens van de vlakte laat zich deze bewering, volgens schrij - ver, zelfs bewijzen ; ook hier ligt inde taal s volks ziel. Basserool is in het bargoensch een voornaam man. Het woord is een ver - bastering van bar-jisroëil, zoon van Israël, Israëliet, Jood. Piegem is in ’t Jiddisch uils - kuiken, in het Bargoensch ’n Jood, hieruit 'an blijken, dat de Jood weinig geneigd is om mee uit gappen te gaan. De jordaan-bewoner en de koopman uit bet ghetto handelden graag met elkaar; de getallen bewijzen het: een meier (Hebreeuwsch meioh=honderd) voor een bankbillet van honderd gulden, en zeer veel andere bewijzen hiervoor somt dr. Sliiper op. Dat het Bargoensch nu zooveel joodsche elementen behouden heeft, verklaart dr. Slijper uit de omstandigheid, dat de wijk, waar de zelfkant der maatschappij, voort - durend door de loerende politie achtervolgd, escherming zocht tegen de wrekende ge - rechtigheid, eeuwen lang naast de jodenwijk ge - lagen heeft. Daar verkocht men wat men uit gemaakt had, kocht men fraaie spullen om aan pronkzucht of genot te voldoen, nderdaad draaien de joodsche woorden in het Bargoensch voor het meerendeel om eze spil; handel en bedrog, en om een andere: zinnelijk genot. Over de betrekkingen tusschen het Joodsch- Duitsch (het Jiddisch) en de boeventaal leze men blz. 22 vlg. in het pas verschenen werk van Mathias Mieses : Die Entstehungsursache der jüdischen Dialekte (Wien 1915), waarin hij zijne uiteenzetting op dit onderwerp met deze woorden opent: „De beschaafden van Europa hebben voor ingewikkelde ver - schijnsels van het volksleven geen begrip. Het geheele publieke leven van den modernen tijd lijdt er onder, dat het den intellectueelen aaneen verzienden, vergelijkenden, de engte en de eentonigheid van het eigen land over - zienden blik voor de „Phanomene des mensch - lichen Gesellschaftslebens” ontbreekt”. Men zou m.i. deze theorie ook kunnen omdraaien, en verlangen, dat men met de kennis van den Heimat, met „heemkennis” bij deze studiën moet beginnen. Izak Prins. Robert Hennebo. Fries van geboorte was hij hier kastelein, eerst in het Gulden Vlies van Jason bij ’t Prinsenhof, en later in de Karsehoom inde Kalverstraat. Gefailleerd omstreeks 1716 kwam hij aan het tooneel, speculeerde in het actiejaar 1720, werd weer acteur, toen scharrelaar in effecten en stierf m T 737 flink bemiddeld. Inde letterkunde heeft hij zijn eigen plaats ingenomen door het maken van veel burleske gedichten en het vertalen van schelmenromans o.a. de Gilblas van Lesage. Veel amsterdamsche gegevens gebruikt hij, evenals b.v. Jan van Gijzen; als een typisch voorbeeld van zijn genre noemt P. Beishuizen Gzn. in den Gulden Winchel van Januari p. 1, zijn Lof der Jenever en Rouwklachten van den heer Jacobus Veen - huizen over het droevig afsterven van zijnen goudvink, kanary, hond en paard. Veenhuizen had een kroeg inde Jordaan bij ’t Karthui - zerkerkhof. j. w. E. Volk^bijnamen. „Een ontwikkelde zin voor een typeerend woord en beeldend taal - vermogen zijn nog heden waar te nemen vooral onder de mingegoede klassen, waar geest en gemoed minder gevaar loopen hun frischheid en spontaneïteit! te verliezen. Het is pas een kwart eeuw geleden, dat in Am - sterdamvrouwen van name rondwandelden, wier typeerende bijnamen ons overgeleverd werden in het verslag vaneen liefdadigheids - genootschap; namen'als Mossele Mie, Sociale Bet, Mie Canapé, Fie Tafeltor, Trui Bitter, Jans Pommerans”. Aldus prof. dr. G. Kalff in de Vragen des Tijds dec. p. 206 die de namen ontleende aan het verslag over 1890 van Lief - dadigheid naar Vermogen. J. W. E. Amsterdam in beeld. Inde collectie- Van Randwijk, die i n April door Fred. Muller & Co. geveild wordt, zijn twee amsterdamsche schilderijen, nl. nr. 5 de portugeesch-israëliti - sche synagoge van binnen door J. Bosboom 39